e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 17121
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterste achtelste: ech-chelste (Herten (bij Roermond)), echelste (Dieteren, ... ), echtelste (Laak), egchelste (Montfort), eggelste (Echt/Gebroek, ... ), ĕchelsjte (Guttecoven), ĕchelste (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), ĕggelste (Horn), ächelste (Buchten), èchelsjte (Posterholt), èchelste (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), échelste (Maasbracht), achterste: a:chtərstə (Hoepertingen), a:tərstə (Voort), aachterste (Griendtsveen), aachtərstə (Kermt), aaterste (s-Herenelderen), aatërstë (Tongeren), achterste (Belfeld, ... ), achtesjte (Gulpen), achtərstṇ (Zonhoven), achtərstə (As, ... ), aechterste (Amby), aechtərstə (Beringen, ... ), aterste (Bilzen), āchterste (Meijel), ātste (Rosmeer), ātəstə (Martenslinde), a͂chterste (Wellerlooi), echerschte (Puth), echerse (Schimmert), echesjte (Brunssum, ... ), echeste (Einighausen, ... ), echterse (Reuver), echtersjte (Amby, ... ), echterste (Afferden, ... ), echterstje (Geleen), echtertsche (Schaesberg), echtesjte (Oirsbeek), echuschte (Bingelrade), eggeschte (Vijlen), eichterste (Nederweert), este (Halen), ettesjte (Mechelen), ēchterste (Blitterswijck), ĕchersjte (Berg-en-Terblijt), ĕcherste (Uikhoven), ĕchesjte (Doenrade, ... ), ĕchterschte (Heer), ĕchterste (Beegden, ... ), ĕchtərstə (Swalmen), ĕĕstë (Hoeselt), ĕgeste (Lutterade), ĕtesjte (Eys), e͂ēste (Bilzen), het ēste (Heers), áchterste (Zolder), ächeschte (Heerlen), ächesjte (Rimburg), ächterste (Belfeld, ... ), ächteschte (Heerlen), ächtesjte (Schinveld), ägesjte (Gulpen), ätteschte (Epen), ècheschte (Oirsbeek), èchesjte (Klimmen), èchterste (Borgharen, ... ), èjterste (Mheer), èste (Wellen), èstə (Aalst-bij-St.-Truiden), ètterste (Eijsden), ééchterste (Panningen), êchterste (Helden/Everlo, ... ), êterste (Sevenum), #NAME?  echterste (Maasbree), NB bats zijn alleen de billen.  achterstə (Maastricht), Uitgestorven.  êêste (Tongeren), achterwerk: aaterwerrek (Gronsveld), aatërwerk (Tongeren), achterwerk (Baexem, ... ), achterwerrek (Weert), achterwèrik (Eksel), achterwèrk (Klimmen), achterwérrèk (Maastricht), āterwerk (Eijsden), echterwerk (Gulpen), Eufemistisch.  aaterwêrk (Bilzen), fietes: fiettes (Kerkrade), gat: gaa.t (Boukoul), gaat (Beesel, ... ), gao.t (Zolder), gaot (Bilzen), gat (Afferden, ... ), gaât (Roermond), gāāt (Lutterade), gōͅət (Sint-Huibrechts-Lille), gŏat (Heers), gààt (Grevenbicht/Papenhoven), gôôt (Tongeren), kast: kas (Loksbergen), kis: kis (Weert), kont: koent (Wellen), kondj (Maasbracht), kongt (Eijsden), konjt (Herten (bij Roermond)), konk (Bocholtz), kont (Achel, ... ), kontj (Echt/Gebroek, ... ), koonjt (Schinnen), koonk (Bocholtz), koont (Afferden, ... ), koontj (Tungelroy), kōnt (Eksel), kŏĕnt (Opglabbeek), kŏĕntj (Oirsbeek), kònt (Klimmen, ... ), kòntj (Geleen), kòònt (Eksel), kó.nt (Zolder), kó.ntj (Boukoul), kónk (Kerkrade, ... ), kónt (As, ... ), kóntj (Baexem, ... ), kóónt (Zichen-Zussen-Bolder), kônt (Maasbree, ... ), kôntj (Ell, ... ), kôont (Neerharen), kôônt (Heerlen), Bestaat uit twee batse.  kóntj (Schinnen), De informant merkt op dat hij 67 jaar is en reeds 30 weg uit Maastricht.  koont (Maastricht), Soms (als variant van koont).  kôônk (Heerlen), kontje: (kuntje) (Klimmen), kontsje (Bilzen), kunsje (Maastricht), kunteke (Eksel), kuntje (Mechelen-aan-de-Maas), kuntsje (Mechelen-aan-de-Maas), poep: poep (Eigenbilzen, ... ), pōēp (Eksel), Gezegd van kinderen.  pówp (As), i.e. achterwerk (ook veest).  poehp (Genk), Kindertaal  pōēp (Tongeren), Kindertaal.  poep (Lommel), pōēp (Bilzen), Typisch voor vrouwen.  poe.p (Zolder), poepenstaart: poepestat (Diepenbeek), poeper: poeper (Baarlo, ... ), i.e. kontje.  poehpert (Genk), Kindertaal.  pōēper (Bilzen), Schertsend.  poeper (Tegelen), Uitdr. da sal oere poeper voeere.  pōē.per (Zolder), poeperd: poepert (Maastricht, ... ), Gezegd van kinderen.  pówpert (As), poepertje: Kindertaal.  pōēperke (Bilzen), poepje: Kindertaal.  poepeke (Eksel), pōēpeke (Bilzen), vot: vot (As, ... ), vŏt (Tegelen), vòt (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), vòòt (Posterholt), vót (Boukoul, ... ), vôt (Swalmen), vöd (Tongeren), De informant merkt op dat hij 67 jaar is en reeds 30 weg uit Maastricht.  vot (Maastricht), Grof.  vot (Tegelen), i.e. kont.  vot (Genk), iem. m.e. flink achterwerk.  ein vot woeë nen erme miensj ter twieë oet haat (Klimmen), Normaal gebruik  vot (Maaseik), Platter.  vot (Schinnen), votje: vötje (Maasbree, ... ), vötsje (Maastricht), votlok: votlaok (Echt/Gebroek), votloeëk (s-Gravenvoeren), vottes: vottes (Klimmen, ... ), vóttes (Kerkrade, ... ) [N 10c (1961)] [N 10c (1995)]achterste [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] III-1-1
achterste keerstrook achter: axtǝr (Tegelen), achtereind: ɛxtǝrę̄nt (Milsbeek, ... ), achterhoek: ãxtǝrhuk (Achel), achterhoofd: axtǝrhø̜i̯t (Baarlo), achterst(e) vooreind: ax(t)ǝrstǝ [vooreind] (Mook), axtǝrstǝ [vooreind] (Velden), ę̄ ̞xtǝrstǝ [vooreind] (Horst), ɛ ̝xtǝrs ˲[vooreind] (Merselo), achterste eind: axtǝrstǝ [eind] (Koersel, ... ), achterste hoofdbed: axtǝrstǝ [hoofdbed] (Berverlo), achterste stuk: axtǝrstǝ stø̜k (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), achterste voordel: axtǝrstǝ [voordel] (Hushoven), ɛ(x)stǝ [voordel] (Tongeren), ɛxtǝrštǝ [voordel] (Cadier), ɛxǝlstǝ [voordel] (Buchten, ... ), achterste voorhoofd: ę̄tǝrstǝ [voorhoofd] (Kronenberg, ... ), ɛxtǝrstǝ [voorhoofd] (Siebengewald), achterste voorling: axtǝrstǝ [voorling] (Opglabbeek), ɛxǝlstǝ [voorling] (Neeritter), achtervoordel: axtǝr[voordel] (Heugem, ... ), boven aan het perceel: bǭvǝ ān ǝt pǝrsēl (Maasniel), bovenkop: bǭvǝkǫp (Melick  [(van de weg verwijderd)]  ), bovenste hoofdpand: bø̄vǝ(n)stǝ [hoofdpand] (Hasselt), bovenste voordel: bu̯ǫvǝstǝ [voordel] (Tongeren), bøę̄vǝštǝ [voordel] (Beek, ... ), bø̄vǝlstǝ [voordel] (Nederweert, ... ), bø̄vǝnstǝ [voordel] (Valkenburg, ... ), bø̄vǝstǝ [voordel] (Meeswijk), bø̄vǝštǝ [voordel] (Brunssum), bōu̯vǝstǝ [voordel] (Sint Pieter), bǭvǝ(n)stǝ [voordel] (Maasbracht), bovenste voorhoofd: bøę̄vǝstǝ [voorhoofd] (Swalmen), bovenste voorling: bøę̄vǝstǝ [voorling] (Kinrooi), bø̄vǝlstǝ [voorling] (Neeritter), būvǝstǝ [voorling] (Oud-Winterslag), bȳǝvstǝ [voorling] (Opglabbeek), bovenvoordel: bǭvǝ[voordel] (Oirsbeek), hindendeel: heŋǝdēl (Bleijerheide), onder: oŋǝr (Tegelen), onder op het stuk: oŋǝr ǫp˱ ǝt štøk (Haelen), onderste keerpunt: øndǝrstǝ [keerpunt] (Blerick), onderste voordel: øŋǝrstǝ [voordel] (Neer), øŋǝštǝ [voordel] (Bocholtz, ... ), ondervoordel: ondǝr[voordel] (Overpelt), oŋǝr[voordel] (Heythuysen), ovenvoorling: ǭvǝ[voorling] (Nieuwenhagen), wijdste voorling: witstǝ [voorling] (Opglabbeek), zijvoordel: ze ̝i̯[voordel] (Maasmechelen) De wendakker die het verst van de akkeringang, van de weg of van huis verwijderd ligt. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma keerstrook ca. [N 11, 51b; N 11A, b; A 33, 5] I-1
achterste schot van de kar achterste schot: āxtǝrstǝ šot (Meijel), los schot: los šot (Ospel) Door middel van scharnieren kan men het achterschot omhoog laten gaan. [I, 95d] II-4
achterstijl achterstijl: axtǝrstīl (Maastricht), achterstuk: ātǝrstęk (Bilzen), rugstijl: rø̜kštīl (Posterholt), rugstuk: ręxstęk (Bilzen) Stijl aan de achterzijde van een meubel. Zie ook afb. 169. [N 56, 129c] II-12
achterteen (28) aasten teen: estenəf1 əf2 tien (Mielen-boven-Aalst), acheste pootje: ɛtəf1 əf2 echesjteəf1 əf2 pueøͅtje (Doenrade), acheste teen: aegesjteəf1 əf2 tean (Doenrade), d ɛrəf1 əf2 echesjteəf1 əf2 tiee_n (Klimmen) achterste pootje || achterste teen III-3-2
achteruit achter: achter (Heythuysen, ... ), ax`tęr (Oostham), ax`tǝ(r) (Donk), axt(r) (Koersel), axtǝr (Achel, ... ), axtər (Montfort, ... ), ɛ.xtǝr (Neerpelt), achter gen huis: aajter g⁄n hōēṣ (Mheer), achter het huis: achter ⁄t hoees (Weert), achter ⁄t huûs (Oirlo), achter-ju: axtǝr `jyi̯ (Buvingen, ... ), axtǝr `jȳ (Velm, ... ), axtǝr `jȳi̯ (Ordingen), achterom: aachterum (Oirlo), achterum (Weert), axtər‧om (Montfort), achterplaats: achterplaats (Schimmert), achteruit: a.xtǝrǭt (Kermt), a.xtǝrǭǝ.t (Berbroek, ... ), aachteroét (Gronsveld), achteroet (Buchten, ... ), achteroêt (Neeroeteren), achteruit (Meeuwen), achteròm (Posterholt), achterət (Leopoldsburg), ateroet (Sint-Martens-Voeren), axtǝrut (Lozen), axtǝrø̜̄.t (Linkhout), axtǝrø̜̄t (Beringen, ... ), axtǝrø̜i̯t (Halen), axtǝrø̜t (Kerkhoven, ... ), axtǝrāt (Aalst, ... ), axtǝrǫu̯.t (Genk), axtǝrǭ.t (Lummen), axtǝrǭǝ.t (Godschei), axtǝrɛ̄t (Binderveld, ... ), axtərāt (Sint-Truiden), axtərū.t (Neeroeteren), axtərūət (Lanklaar), axtərø͂ͅet (Hasselt), àchterówt (As), àchtərōēt (Rekem), ā.tǝrau̯.t (Diets-Heur), ā.xtǝrǭǝ.t (Gelinden, ... ), ‧axtərū.t (Kinrooi), (het geheel)  àchterŭŭwt (Opglabbeek), open plaats achter het huis  axtərāt (Sint-Truiden), achteruits: axtərø͂ͅets (Hasselt), buiten: bŭŭte (Gruitrode), bówte (As), buitenplaats: butjəplats (Meijel), cour (fr.): koer (Hoeselt, ... ), kōē.ër (Zonhoven), kōēr (Tongeren), kūr (As, ... ), (met tegels)  kōēr (Opglabbeek), plaats achter het huis  kūr (Bilzen), Verklw. kirke, kouë.rke  kouë.r (Hasselt), courtje: geplaveide strook of plaats achter het huis  ky(3)̄rkə (Rekem), erf: erf (Klimmen, ... ), geleg: gleèg (Neerharen), gəlēͅx (Lanklaar), stuk grond rond het woonhuis met stallingen, enz.  gəlēͅx (Rekem), goed: good (Echt/Gebroek), goot (Lutterade, ... ), goedje: geudje (Guttecoven), hof: hoaf (Vlodrop), hof (Waubach), hoof (Maastricht, ... ), hoͅf (Bleijerheide, ... ), hu-terug-ju: hy tǝryk `jȳ (Hopmaal), hup-terug: hep trix (Linde), hep tręq (Beek), hyp tryx (Leopoldsburg, ... ), hȳp trȳx (Overpelt), hȳp trøx (Neerpelt), høp triq (Wijshagen), høp tryx (Heusden, ... ), høp trȳx (Hamont), høp trøk (Kaulille), høp tręq (Gruitrode, ... ), hø̜p trix (Peer), hø̜p tryk (Eksel, ... ), hø̜p tryq (Opoeteren), hø̜p tryx (Achel, ... ), hø̜p trȳx (Houthalen), hø̜p trøx (Tessenderlo), hø̜p trø̜k (Tungelroy), hø̜p tręq (Neerglabbeek), hęp triq (Ellikom), hęp tryk (Bocholt, ... ), hęp tryq (Godschei, ... ), hęp tręk (Genk, ... ), hęp tręq (Bree), ju: jȳø̜ (Vorsen), mesthof: meeste (Helden/Everlo), méstif (Gruitrode), #NAME?  mestef (Meeuwen), wordt ook gebruikt  méstif (Opglabbeek), mesthoop: meͅstrøp (Eksel), op-en-terug: ǫp ǝ tryk (Kessenich), plaats: plaats (Blerick, ... ), plats (Meerlo, ... ), pláts (Castenray, ... ), plèts (Arcen), pl‧āts (Montfort), plei: plei (Schaesberg, ... ), pleij (Maastricht), plèj (Klimmen), (oprit naast het huis = vaart)  plei (Noorbeek, ... ), prrr: pr̄ (Kortessem, ... ), recul: rǝkul (Heers, ... ), recul-joe: rǝkul ju (Herstappe), schallij: kaslai (Tongeren), kassëlai (Tongeren), sxalēͅ (Sint-Truiden), achterplaatsje van ± 5m, traditioneel gekasseid, soms overdekt of half overdekt, met waterpomp en gootsteen  sxalēͅ (Hasselt), schallijtje: sxalēͅkə (Sint-Truiden), steenweg: steiweeg (Maastricht, ... ), steͅi̯wēx (Maastricht), plaats achter het huis  steͅi̯wēx (Amby), ¯ne steiweeg wie ¯ne sjollek In d¯aovendzón dao op de steiweeg gleujt wèlle wiegerd, geel en roed  steiweeg (Maastricht), steenwegje: sjteivigske (Sittard), terug: t(r)ȳk (Bokrijk, ... ), trik (Ellikom, ... ), tryk (Alken, ... ), tryq (Godschei, ... ), tryx (Kerkhoven), trȳk (Baarlo, ... ), trȳq (Heerlerheide), trȳx (Achel, ... ), trøk (Berlingen, ... ), trøx (Kwaadmechelen, ... ), trø̜k (Baexem, ... ), tręk (Genk, ... ), tręq (Bree), terug-achter: tryk˱ ā.xtǝr (Wijer), terug-achteruit: trø̜k `ā.xtǝrǭǝ.t (Groot-Gelmen), terug-hu(j): tryk˱ hyi̯ (Gemmenich), trȳk˱ hȳi̯ (Mechelen, ... ), trø̜k˱ hy (Hulsberg), terug-hup: tryx yp (Lommel, ... ), tryx øp (Meijel), trȳx˱ øp (Hamont), trøx øp (Neerpelt), terug-ju(j): trek jy (Heks, ... ), trik jy (Tongeren), trik˱ jy (Vlijtingen), tryk jy (Heers, ... ), tryk jyi̯ (Gutschoven), tryk jyø̜ (Voort), tryk jyǝ (Gors-Opleeuw), tryk jȳ (Bilzen, ... ), tryk jȳi̯ (Alken, ... ), tryk jø (Kerniel), tryk˱ jy (Eigenbilzen, ... ), tryq jȳ (Elen), trøk jy (Grote-Spouwen), trøk jȳ (Beverst, ... ), trø̜k jȳ (Smeermaas, ... ), trø̜k jȳi̯ (Berlingen, ... ), terug-op: terug-op (Schimmert), trik˱ ǫp (America), tryk˱ op (Dilsen, ... ), tryk˱ ǫp (Boorsem, ... ), tryx˱ ǫp (Afferden, ... ), trȳk˱ ǫp (Baarlo, ... ), trȳx˱ ǫp (Nederweert, ... ), trøk˱ ǫp (Neerharen), trøx˱ ǫp (Neerpelt, ... ), terug-u(j): trik˱ i (Hees), tryk˱ y (Maasmechelen  [(zie voor hu(j) lemma Stilstaan)]  ), tryk˱ ȳ (Ophoven, ... ), tryk˱ ȳi̯ (Heerlen, ... ), trȳk˱ y (Horn, ... ), trȳk˱ ȳ (Blerick, ... ), trøk˱ ȳ (Rothem), terug-uit: trix˱ ǫt (Broekhuizen), trøx˱ ø̜t (Eksel), trøx˱ ū.t (Neerpelt), vrij: vrie:j (Roermond), wei: weej (Jeuk, ... ), wei (Guttecoven) achterplaats || achterplaats, achteruit || achteruit || afgesloten plaats of tuintje achter een huis, achteruit || erf achter het huis || geplaveide achteruit met dak, die als bergplaats dienst deed en waar ook het gemak (w.c.) stond || koer, achteruit [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || open achterplaats || open binnenplaats || open binnenplaats met stenen geplaveid achter een huis || open plaats achter de keuken || Open plaats achter een huis (dam, werft, bleek, achteruit, plaats) [N 79 (1979)] || open plaats bij of binnen een huis || Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10, III-2-1
achteruitgaan achteruitboeren: achterutbūəren (Hasselt), achteruitgaan: aachteroet goen (Gronsveld), aachteroëtgon (Wellen), aachterut goan (Meerlo), aachterutj gao (Meijel), aajteroetgooë (Mheer), achter(ə)tgaon (Beverlo), achteraait gooen (Jeuk), achteraotgoon (Genk), achterauētgaon (Groot-Gelmen), achteraut gaon (Hoepertingen), achteraut goan (Tessenderlo), achterĕŭtgaan (Heppen), achteroet gaon (Heythuysen, ... ), achteroet goan (Gulpen), achteroetgaan (Geleen), achteroetgaon (Doenrade, ... ), achteroetgoan (Gruitrode, ... ), achteroetgoon (Maastricht, ... ), achteroetgooën (Koersel), achteroetgoëon (Kaulille), achterot goan (Paal), achterougaon (Peer), achterout (Peer), achteroutgaon (Kuringen), achteroutgoan (Dilsen, ... ), achteroutgoen (Maaseik), achtertgoēn (Linkhout), achteruitgaan (Achel, ... ), achteruitgaen (Houthalen), achteruitgaon (Hasselt, ... ), achteruitgoan (Beringen, ... ), achteruitgoān (Hasselt), achterut g`n (Koersel), achterutgaon (Opglabbeek), achterutgoon (Maaseik), achterūitgowen (Lommel), achterŭŭt gaon (Gennep), achterütgaon (Tienray), achterət gaon (Leopoldsburg), achtəraatgoən (Sint-Truiden), achtərowtgoən (Zonhoven), achtəroͅwət goͅwən (Houthalen), achtərutgoən (Sint-Huibrechts-Lille), achtəruət gaon (Kwaadmechelen), achtərū.t goͅ.a (Ingber), achtərūītgōn (Hamont), achtəøtgōən (Oostham), agteroet (Maastricht), ater oot goan (Heers), aterawt gŏan (Hoeselt), ateroetgāōn (Riemst), aterootgwin (Mopertingen), ateroutgon (Bilzen), ateroutgoën (Voort), aterôètgoën (Heers), atərootgwən (Eigenbilzen), ātərūtgwoͅjn (Vroenhoven), hij git achteroet (Neerpelt), àchteróutgōēn (As), àchtöroetgoan (Stevensweert), De informant geeft als antwoord ja &gt; ?alle drie bekend.  achteruitgaan (Lommel), Opm.: huppen = achteruitgaan v.e. paard.  achteroetgoan (Sint-Huibrechts-Lille), {acht\\ru.tgo.\\n}  achteroetgoón (Eksel), achteruitlopen: aachteruût loëpe (Oirlo), aateroot laope (Vlijtingen), achteroetlaope (Maastricht), achteruittrekken: achteraat trekke (Sint-Truiden), achteroettrekke (Kinrooi), achtərōettrɛkə (Gutshoven), ateroettrekken (Val-Meer), ateroottrekken (Martenslinde), àchtərəəttrékə (Loksbergen), achteruitwijken: acherüt wieke (Tienray), achteroetwieken (Mechelen-aan-de-Maas), achtərūtwikə (Rekem), ateroətwéke (Mopertingen), achterwaarts gaan: achterwaarts gaan (Ulbeek), achtərwadx goͅn (Herk-de-Stad), afgeven: De informant geeft als antwoord ja &gt; ?alle drie bekend.  afgèven (Lommel), aftoppen: aftuppen (Paal), dantelen: daatelen (Ulbeek), Lang achteruit gaan.  daəndələ (Engelmanshoven), deinzen: deinzen (Achel, ... ), B.v. ej dinsde achteruiejt.  deͅəjnzə (Leopoldsburg), De informant geeft als antwoord ja &gt; ?alle drie bekend.  deinzen (Lommel), hinteraus (du.) gaan: hinger oes joa (Vaals), hingerroeët goa (Waubach), hingərōēt gaoë (Nieuwenhagen), hinteraus (du.) lopen: hingeroes lofe (Kerkrade), inpakken: ienpakke (Venray), lopen gaan: laope gaon (Heers), mijden: mijən (Lummen), op teruggaan: op trük gaon (Wijlre), opzij gaan: op zij g`n (Koersel), op zij gaan (Lommel), ôpsīē (Reuver), r?ckw?rts (du.) gaan: rùkversgoon (Mechelen-aan-de-Maas), retireren (<fr.): retirère (Ell), reuleren: reeulere (Jeuk), schuiven: neet sjûive (Gronsveld), sjuivə (Maastricht), terug opgaan: truk op (Schinnen), truk op gao (Ten-Esschen/Weustenrade), tryk op jyi̯ goͅ.a (Eys), terug ophouden: truuk op hūū (Kunrade), terug uitgaan: teruukōētgaon (Venlo), trug oet gaon (Kaulille), trug uut gaon (Venray), terug uitlopen: təruch utj lôepə (Meijel), terugdeinzen: terukdeinze (Vlodrop), teruggaan: hup terug g`n (Koersel), lip terèg (Peer), teruggaan (Gruitrode, ... ), teruggaon (Sint-Truiden), teruggoun (Kwaadmechelen), teruggowen (Lommel), terukgao (Eys), teruuk gaon (Posterholt), terûk gaon (Stein), terükgoon (Mechelen-aan-de-Maas), trug guu (Grevenbicht/Papenhoven), trukuuj (Geleen), truuk (Heerlerbaan/Kaumer, ... ), truukgaon (Maasbree), truukhaon (Kapel-in-t-Zand), trūkgaon (Heythuysen), trūūk gaon (Maasbree), trök gaon (Kelpen), trök goan (Weert), Recentere variant.  trük goon (Caberg), terugkaten: treugkaten (Rijkhoven), teruglopen: trug loëpe (Oirlo), trökloupe (Tungelroy), trökloupə (Heel), terugtrekken: terug trekke (Sint-Truiden), terug trekken (Houthalen), terugtrekken (Gorsem, ... ), teruktrekke (Mielen-boven-Aalst), tregtrekke (Genk, ... ), treuktrékke (Riksingen), trug trekken (Alken), trugtrekke (Rekem), truktrekken (Jeuk), trūchtrēkə (Hasselt), trūūktrééke (Swalmen), tsəruk trekkə (Simpelveld), tərəktraikə (Vroenhoven), ze trekkə terug (Beverlo), terugwaarts trekken: treggerwats trekken (Martenslinde), terugwijken: tereik wieken (Reppel), uit de weg gaan: oet de waeg (Geleen), uuter wej jue (Lontzen), uitwijken: oetwiekə (Maastricht), ōētwīēkə (Epen), van teruggaan: van truk goen (Gronsveld), wijken: weekən (Eigenbilzen), weike (Hasselt), weken (Mopertingen), weèken (Grote-Spouwen), wi-jke (Bree), wieeken (Opoeteren), wieekə (Wijnandsrade), wieke (Echt/Gebroek, ... ), wieken (Bocholt, ... ), wieku (Brunssum), wiekə (Montfort), wiekən (Urmond), wiĕkkə (Heerlen), wijke (Jeuk), wijken (Achel, ... ), wikə (Beek (bij Bree), ... ), wiéke (Blerick), wiêke (Boekend), wiëke (Venlo), wīēke (Amby, ... ), wīēken (Born), wīēkə (Amstenrade, ... ), wīkə (Vroenhoven), wîêkə (Schimmert), (bij ruzie)  wiêke (Blerick), De informant geeft als antwoord ja &gt; ?alle drie bekend.  wijken (Lommel), deinzen is de informant onbekend.  wieken (Moelingen), Oudere variant.  wīēke (Caberg), zich achteruit maken: zich àchterówt māke (As), zich terugtrekken: zich truktrèkke (Wellen), zich wijken: zich wieken (Lanaken), zich wiekke (Sevenum), zich wiekə (Geistingen), zich wijken (Helchteren), zich wiëke (Sevenum), zich wīēkə (Brunssum), žich wieeke (Weert) Achteruitgaan (wijken, deinzen). [N 84 (1981)] || achteruitgaan, wijken, deinzen [ZND 33 (1940)] III-1-2
achteruittrappen achteruithouwen: axtǝrāthǫu̯ǝ (Opheers), ātǝrūthǫu̯ǝ (Kanne), achteruitlopen: axtǝrǭu̯ǝtluu̯ǝpǝ (Tessenderlo), achteruitslaan: achteruitslaan (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), axtǝrutslǭn (Horst, ... ), axtǝrūtslǭn (Beek), achteruitstampen: ā.xtǝrø̜tsta.mpǝ (Godschei), achteruittrappen: axtǝrø̜trapǝ (Leopoldsburg), achteruitwerken: axtǝrø̜twɛrǝkǝ (Tessenderlo), de kont uitgooien: dǝ kǫ.nt ˱ǫu̯t˲gui̯ǝ (Heesveld-Eik), dǝ kǫnt ˱ū.t˲gui̯ǝ (As, ... ), dǝ kǫnt ˱ǭ.t˲gui̯ǝ (Godschei), de kont uitsmijten: dǝ kǫnt ˱ǭ.tsmē̜.tǝ (Houthalen), de vot opsmijten: dǝ vǫt ǫpsmītǝ (Haelen), hakkelen: hakǝlǝ (Hoensbroek  [(van hakken: houwen of kappen met de hakken)]  ), heffen: hęfǝn (Lommel), hinderuitslaan: heŋǝrutšlǭ (Waubach), houwen: hau̯ǝ (Baarlo, ... ), hōu̯ǝ (Neeroeteren), hōǝ (Bilzen), hōǝ. (Diepenbeek), hōǝn (Zolder), hǫu̯ǝ (Baexem, ... ), hǭu̯ǝ (Bree, ... ), kappen: kapǝ (Beverst, ... ), slaan: slaan (Eigenbilzen, ... ), slon (Bilzen), sloǝ (Rummen), sluǫn (Zolder), sløn (Beverst, ... ), slø̜n (Koersel, ... ), slān (Bokrijk), slāu̯ǝ (Halen), slō.n (Zonhoven), slōn (Diepenbeek, ... ), slōǝn (Bocholt, ... ), slūn (Meeuwen), slūǝ.n (Genk, ... ), slǫu̯ǝn (Lommel), slǫǝn (Achel, ... ), slǭ (Meijel), slǭ.n (Hasselt), slǭi̯n (Kwaadmechelen), slǭn (Afferden, ... ), slǭǝn (Gingelom, ... ), šlōn (Valkenburg), šlōǝn (Puth), šlūǝ. (Moresnet), šlǭ (Bleijerheide, ... ), šlǭn (Baarlo, ... ), šlǭǝ (Oirsbeek), slagen: slāgǝ (Zelem), slǭgǝ (Leopoldsburg), stampen: sta.mpǝ (Diepenbeek), stampǝ (Afferden, ... ), stampǝn (Urmond), stamǝ (Sevenum), štampǝ (Gemmenich, ... ), trennen: trɛnǝ (Waubach) Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72] I-9
achtervlucht achterkant: á.chterka.nt (Zolder), achtervlucht: Gië likt in d -, doeë maa.kt en vé.ltsmák ò nóch prèè.s.  á.chtervlucht (Zolder) (Duiven) de liefhebbers van de achterkant, van wie de duiven een langere afstand vliegen dan de gemiddelde. || [(Duiven) de liefhebbers van de achterkant, van wie de duiven een langere afstand vliegen dan de gemiddelde]. III-3-2
achtervork van de wagen achterscheer: axtǝršēr (Herkenbosch), achtervork: achtervork (Lanklaar), axtǝrvø̜rǝk (Mechelen), axtǝrvē̜rǝk (Hasselt), armen: ęrǝm (Eygelshoven, ... ), kleine armen: klęi̯n ɛrǝmǝ (Velm), koppelbalken: kǫpǝlbɛlǝk (Swalmen), langwagenarmen: laŋkwāgǝɛrǝm (Klimmen), scheer: šir (Grathem), schoren: šǭrǝ (Montfort), schrage balken: šrē̜x˱ balkǝ (Hoensbroek), staart: stat (Rummen), steunbalken: stønbalkǝ (Achel), streven: strē̜vǝ (Echt, ... ), strevers: strēvǝrs (Zonhoven), versterkingsstukken: vǝrstęrkǝŋstøkǝ (Maasmechelen) Het geheel van de twee schuin naar achter lopende balken aan de achterzijde van de langwagen, die aan de ene kant tegen de langboom bevestigd zijn en aan de andere kant door openingen tussen het asblok en het achterste rongblok steken. Deze balken dienen ter versteviging van de langboom en maken deel uit van het achterstel van de langwagen. [N 17, 44i; N G, 70d; JG 1b] I-13