e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 17121
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aardappelwiedhak aardappelenhaak: ɛ̄rpǝlǝhǭk (Baexem, ... ), aardappelenhak: ē̜rpǝlǝhak (Kinrooi), aardappelhaak: jɛtapǝlhǭk (Tongeren), ɛrpǝlhǭk (Noorbeek, ... ), ɛ̄rǝpǝlhǭk (Hamont), aardappelhak: ɛrpǝlhak (Schimmert), aardappelploeg: jɛpǝlplyx (Rosmeer  [(om te wieden)]  ), aardappelschoffel: ērapǝlšø̜fǝl (Sint Pieter), aardappelshaak: ērdapǝlshǭk (Valkenburg), ē̜rpǝlshǭk (Limbricht), īǝrpǝlshǭk (Brunssum, ... ), ɛrǝpǝlshǭk (Klimmen, ... ), crompîre-haak: krumpīǝrǝhǭk (Mechelen), crompîre-kratser: krompiǝrǝkrɛtsǝr (Teuven), dabhak: daphǫǝk (Achel), drietand: drɛ̄tant (Zelem), drietander: drē̜tanǝr (Gelieren Bret), dręi̯tandǝr (Achel), drɛ̄tandǝr (Halen), groffel: grøfǝl (Koersel), haak: hǭk (Baarlo, ... ), hak: hak (Grevenbicht / Papenhoven, ... ), handcultivator: handcultivator (Merselo), hanjtkøltivatǝr (Herten, ... ), hāntkultǝfǭǝtǝr (Hamont), handpoot: hanpoi̯t (Maasmechelen), krabbel: krɛbǝl (Leuken), krabber: krabǝr (Beringen, ... ), krɛbǝr (Bocholt, ... ), krabhaak: krabhōk (Melveren), krabōk (Sint-Truiden), krats: krats (Herkenbosch), krɛts (Boukoul, ... ), kratser: kratser (Panningen), kromme reek: kromǝ ręi̯k (Limbricht), krǫmǝ rēk (Berg, ... ), opreekhaak: ǫprękhǭk (Maasmechelen, ... ), ǫpręqǭk (Stokkem), patattenhaak: pǝtatǝhōk (Gingelom), pǝtatǝhǭk (Achel, ... ), pǝtɛtǝhǭǝk (Paal), patattenreek: patatǝrē̜k (Horst), patattenschoffel: patatǝsxufǝl (Neerpelt), puinehak: puinehak (Haelen), reek: rik (Val-Meer), rēk (Blerick), reekhaak: rēkhǭk (Baexem), schoffeltje: sxu.fǝlkǝ (Overpelt), trekhaak: trękhuǝk (Opheers), trękhǭk (Nunhem), wiedhaak: widhǭk (Valkenburg), wii̯hǭk (Heerlen), węi̯hǭk (Overpelt) De hak die gebruikt wordt bij het wieden van een aardappelveld. Vaak is het hetzelfde stuk gereedschap als de aanhooghak. De zegsman van L 290 merkt op: "een door de smid omgebogen riek". Vergelijk ook het lemma Kromme Riek. Ook de mesthaak wordt voor dit doel benut; het is uitdrukkelijk opgegeven in: L 324, 378, 420, 0426, Q 39, 71, 111, 192, 198. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Mesthaak in aflevering I.1, pag. 12. [N 12, 35; N 18, 58; monogr.] I-5
aardappelziekten aardappelenkrankheid: ɛrpǝlǝkrankhęi̯t (Heel, ... ), aardappelenkrankte: ē.rpǝlǝkrɛŋdǝ (Stokkem), aardappelenplaag: ērpǝlǝplǭx (Maaseik, ... ), aardappelenroest: ɛrpǝlǝrǫs (Maxet), aardappelenziekte: ē.rpǝlǝzēktǝ (Stokkem), aardappelkrankte: ērapǝlkrɛŋdǝ (Houthem, ... ), ɛrpǝl krɛŋdǝ (Schimmert), aardappelmoe: ērdapǝlmø̄x (Valkenburg), aardappelmoeheid: ɛrpǝlmuhęi̯t (Heel), aardappelskrankheid: ērpǝlskrānkhęi̯t (Mechelen), aardappelziekte: je.tapǝlzegdǝ (Hoeselt), jɛrpǝlzyktǝ (Val-Meer), ɛrpǝlzikdjǝ (Nederweert), ɛrpǝlziktǝ (Blitterswijck, ... ), beroest: bǝrǫstj (Thorn), blaarzwart: blaarzwart (Linde), bladkrul: blātkrø̜l (Limbricht), bladrol: bladrol (Baexem, ... ), bladziekte: bladzegdǝ (Hasselt), broetelen: broetelen (Maxet  [(schurft vanwege de kalkgrond)]  ), de aardappelen zijn krank: dǝ ɛrpǝlǝ zēn krank (Nunhem), droogrot: dryǝgrǫt (Helden), drø̄ǝxrǫt (Nunhem, ... ), droogwrat: drø̜xvrǫt (Opheers), fytoftora: fitǫftora (Baexem), fitǫftǝra (Baarlo, ... ), tǫkǫfstra (Baarlo), vitǫfskǝ (Heerlen), gepeerd: gepeerd (Helden), geringde (knol): geringde (knol) (Maxet, ... ), geroefd: geroefd (Helden), geruigd: gǝrȳxt (Tegelen), gewormde (aardappel): gǝwǫrmdjǝ (Maxet), het kwaad: t kwǭt (Hushoven), het rot: t rǫt (Maasniel), het ruig: t rȳx (Blitterswijck, ... ), het vuil: t vul (Helden), het zwart: t swɛrt (Lommel), kankert: kankert (Eupen), kankerziekte: kaŋkǝrzigdǝ (Halen), kralziekte: kralzēkdjǝ (Baexem  [(kleine gezwellen)]  ), krankheid: krankhęi̯t (Geistingen), krankte: krɛŋdǝ (Maasmechelen, ... ), krol: kro.l (Maasmechelen, ... ), krolǝ (Helden, ... ), krǭl (Achel, ... ), krolziekte: kralziktǝ (Horst), krǫlzegdǝ (Hasselt), krǫlzektǝ (Bocholt, ... ), krǫlziktjǝ (Nederweert), krǫlziktǝ (Achel, ... ), krǫlzēkdjǝ (Haelen, ... ), krǫlzēktǝ (Bree, ... ), krul: krøl (Grevenbicht / Papenhoven, ... ), krø̜l (Berg, ... ), krǫl (Bocholtz, ... ), krulkrankheid: krø̜lkrankhęi̯t (Maasbracht), krulkrankte: krø̜lkrɛŋdǝ (Gronsveld, ... ), krulziekte: krølziktǝ (Kiewit, ... ), krølzēktǝ (Gronsveld), krø̜lziktǝ (Middelaar, ... ), kwade locht: ku lǫx (Sint Pieter), kǫi̯ lǫx (Beverst  [(soort schimmelziekte Vroeger de algemene naam)]  , ... ), loofziekte: luǝfziktǝ (Melveren), meeldauw: meeldauw (Grevenbicht / Papenhoven), męi̯ldau̯ (Maasmechelen), mozaïek: mozaęi̯k (Grevenbicht / Papenhoven), natrot: nātrǫt (Helden), okubabont: okubabont (Velden  [(topbont)]  ), oosterkrallen: oosterkrallen (Helden  [(soort roest)]  ), patattenplaag: pǝtatǝplǭx (Kiewit), patattenziekte: pǝtatezegdǝ (Hasselt), pǝtatǝziktǝ (Blerick, ... ), pǝtatǝzękdǝ (Peer  [(roest)]  ), pǝtaʔǝzektǝ (Kwaadmechelen), pokken: pǫkǝn (Hamont, ... ), pokziekte: pǫkziktǝ (Achel), puntjes: puntjes (Roosteren), randen: raŋk (Herten  [(grillige bruine lijnen in de knol)]  , ... ), reven: rīǝvǝ (Zonhoven  [(er komen vlekken op)]  ), rhizoctonia: rizǝtonija (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), rēzǫktonija (Baexem), roessers: roessers (Ell  [(bladrol)]  ), roest: rost (Herten, ... ), rǫs (Grevenbicht / Papenhoven, ... ), roestkrul: rǫskrǫl (Holtum), roestvlekken: rǫsvlɛkǝ (Klimmen), roestziekte: rustzektǝ (Koersel), rustziktǝ (Achel), rǫszēktǝ (Bree), rotter: rǫtǝr (Sint Pieter), schimmel: šymǝl (Val-Meer), schimmelziekte: sxømǝlziktǝ (Velden), schuproof: šø̜pruf (Mechelen  [(roestvlekken)]  ), schurft: sxørǝf (Neerpelt), sxørǝft (Zelem), sxęrǝf (Hasselt), sxǫrǝf (Beringen), šxø̜rǝft (Zonhoven), šørǝf (Sittard), šø̜rǝf (Valkenburg), šɛrǝf (Maasmechelen), slingerdauw: slingerdauw (Maasmechelen), snotrot: šnǫtrǫt (Helden), stengelrot: stęŋǝlrǫt (Achel), streepziekte: streepziekte (Gennep, ... ), topbont: tǫp˱bōnt (Sevenum, ... ), tweewas: twiwas (Maastricht), verroeselde ziekte: vǝrusǝldǝ ziktǝ (Melveren), vlekziekte: vlekziekte (Lanaken  [(krullende bladeren)]  ), witziekte: wetzekdǝ (Wellen), wratten: vratǝ (Brunssum), wratziekte: vratzekte (Beringen), vratziktǝ (Ospel, ... ), vratzēkdjǝ (Kessenich), vratzēktǝ (Bree, ... ), ziek: zēk (Klimmen  [(vanwege de kalk)]  ), ziekte: zikdjǝ (Leuken), zwam: zwam (Milsbeek, ... ), zwartbenigheid: zwartbenigheid (Milsbeek, ... ) Door de intensieve cultuur van aardappelen en omdat men de pootaardappelen won uit de oogst van eigen veld van het jaar ervoor, was de aardappelplant bijzonder vatbaar voor allerlei ziekten. Het aantal ziekten is dan ook zeer groot en het aantal opgaven voor aardappelziekten navenant. Aan de hand van de opgaven is hier de volgende indeling aangehouden: schimmel- en bacterieziekten, virusziekten en voedingsziekten, telkens, waar mogelijk met enkele onderafdelingen. De bijzonderheden worden in het corpus van het lemma gegeven. Vergelijk ook het WBD, I, aflevering 8, 1478-1480. [N 12, 8; monogr.] I-5
aardbei aardbeer: aardbeer (Haler, ... ), aerbieër (Altweert, ... ), aerdbeer (Nederweert, ... ), aírdbíeër (Ittervoort), ābeər (Borgloon), eedbijr (Loksbergen, ... ), eerbere (Heusden, ... ), eerdbeer (Kozen, ... ), eijdbeer (Jeuk, ... ), erbear (Hunsel), erbier (Weert), erdbeêr (Sevenum), erdbêr (Afferden, ... ), eèrbiere (mv.) (Maaseik), eêrdbéir (Grathem), eërdbeer (Houthalen), ērbēr (Bunde, ... ), ērbēͅr (Paal), ērbir (Linkhout), ērdbēr (Stramproy), ērdbīr (Gruitrode, ... ), ērdbīər (Molenbeersel), ērdbèèr (Blitterswijck, ... ), ētbēr (Halen), ēətbēr (Loksbergen), ēͅrbēr (Bocholt), ēͅrbīər (Bree), ēͅrdbēr (Ospel), ēͅrdbirə (Grote-Brogel), ēͅrdbiər (Niel-bij-As), ēͅrdbīr (Bree, ... ), ēͅrdbīər (As, ... ), ēͅrtbēr (Kaulille, ... ), ēͅtbeͅr (Thorn), ēͅədbēͅr (Niel-bij-St.-Truiden), ēͅədbeͅr (Borlo), ēͅərdbēr (Overpelt), ĕrdbäär (Wellerlooi), ĕrdbêr (Swolgen), eͅi̯rdbir (Geistingen), eͅi̯ədbēr (Loksbergen), eͅjərbēr (Koersel), eͅrbēr (Sint-Huibrechts-Lille, ... ), eͅrbēͅi̯r (Makset), eͅrbēͅr (Sevenum), eͅrbiər (Elen), eͅrbīr (Stramproy), eͅrbīər (Hunsel, ... ), eͅrdbēr (Bergen, ... ), eͅrdbērə (Linde), eͅrdbeͅi̯r (Roggel, ... ), eͅrdbeͅi̯rə (Kessenich), eͅrdbeͅr (Geysteren, ... ), eͅrdbiər (As), eͅrdbīr (Opitter, ... ), eͅrdbīər (Beegden, ... ), eͅrjbēr (Koersel), eͅrtbēr (Sint-Huibrechts-Lille), eͅərtbēr (Overpelt), ierbiere (Dilsen), ijedbēr (Mielen-boven-Aalst), ijrbēr (Koersel), ijədbēr (Aalst-bij-St.-Truiden), irbiər (Rotem), iërbeer (Heusden, ... ), iərbeir (Elen), iərdbeer (Houthalen), iərtbēr (Houthalen), ī.rbē.r (Eksel), i̯aərdbeə.r (Zonhoven), jadbeər (Lummen), jadbēr (Kerkom), jadbēər (Spalbeek), jardbēr (Kozen), jartbēr (Zonhoven), jādbēr (Brustem, ... ), jādsbēər (Kuringen), jārdbēr (Zonhoven), jātbēr (Stevoort), jetbeer (Beverlo), jēͅtbēr (Kermt), jeͅtbēr (Beverlo), jiādbēr (Sint-Lambrechts-Herk), jirbēr (Beringen), jōͅdbēr (Herk-de-Stad), jōͅdbēər (Schulen), jōͅədbeirə (Herk-de-Stad), jààtbeir (Hasselt), jètbeer (Beverlo), jɛrbēr (Beringen), jɛtbēr (Kozen, ... ), njerbeer (Koersel), ōͅbīər (Kortessem), èedbèjre (Buvingen), èerdbere (Achel, ... ), èrbier (Helden/Everlo), èrd(s)bèèr (Gennep, ... ), èrdbi‧ër (Heythuysen), èrdbêr (Well), èèrbiêr (As, ... ), èèrtbeer (Nederweert), éérdbeer (Tungelroy), êrbêr (Beegden), êrdbeer (Herten (bij Roermond), ... ), êrdbieer (Heel), êrdbêr (Beegden), êrtbêêr (Thorn), ɛdbēr (Gingelom), ɛrbēr (Eksel), ɛrdbēr (Hechtel, ... ), ɛrdbīər (Bree), ɛ̄bər (Bommershoven), ɛ̄rbēr (Neerpelt, ... ), ɛ̄rbeͅr (Lummen), ʔɛ̄ərbēr (Lummen), "Lillo" in de nabijheid van Houthalen  eerbere (Houthalen), Bree Wb.  èèrbiêr (Bree), eigen fon. aanduidingen  airdbieëre (Ell), ideosyncr.  aerdbére (Thorn), van iart aarde en bee.ër bei, bes  iártbee.ër (Zonhoven), Veldeke aangepast  erdbèèr (Tienray), WBD/WLD  eerbeìren (Ophoven), WBD/WLD é leunt aan bij ö (hier ook?)  éérbīēre (As), WLD  airbeer (Tungelroy), airdberen (Zonhoven, ... ), erdbaere (Sevenum), erdbàère (Sevenum), ēērtbîêr (Grathem, ... ), èèrdbèèrə (Venlo), éérbĭĕjer (Thorn), ± WLD  aerdbìeer (Weert), aardbei: aarbei (Herten (bij Roermond), ... ), aard bei (Montfort), aardbei (Geleen, ... ), aartbei (Sittard), abijer (Kortessem), ābējər (Borgloon), ērbeͅi̯ (Herten (bij Roermond)), ēətbējə (Velm), eͅrdbie (Buggenum), èrdbeij (Griendtsveen), éérbéj (Lanaken), êrdbei (Genooi/Ohé, ... ), êrdbie (Buggenum, ... ), eigen spellingsysteem  aardbei (Geleen, ... ), ideosyncr.  (aarbeije) (Hoensbroek), aardbei (Gronsveld, ... ), oude spellingsysteem  aardbeije (Meijel), Veldeke 1979, nr. 1 (vroeger: de ertsbees)  de aardbei (Venray), Veldens dialekt  aardbeie (Velden), WBD/WLD  aarbei (Lutterade), āārbij (Nieuwenhagen), áárbij (Susteren), WBD\\WLD  ààrtbij (Amstenrade), WLD  aarbéj (Ubachsberg), aardbei (Geleen), áárdbei (Sweikhuizen), WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  áárbei (Haelen), aardbes: aarbees (Maaseik), aardbees (Geleen), aerbaes (Venlo, ... ), aerbee:s (Roermond), aerbees (sleept.) (Echt/Gebroek), aerbeze (Swalmen), Aerdbaes (Reuver), aerdbaeze (Venlo), aer’baes (Tegelen), airbees (Roermond), airdbees (Roermond), āīrbees (Geulle), ārbēs (Zelem), earbease (Boekend), eerbees (Limmel, ... ), eerbeeze (Blerick), eerbeis (Maastricht, ... ), eerbeis, erebeis (Maastricht), eerbeize (Maastricht), eerbeizen (Maastricht), erbais (Panningen), erbes (Mechelen-aan-de-Maas), erdbees (Lutterade, ... ), erdbeis (Boekend), etbees (Oostham), etbezen (Heppen), ēērbēēs (Meerssen), ērbēi̯s (Borgharen), ērbēs (Amby, ... ), ērdbēs (Itteren), ēͅrbēs (Echt/Gebroek, ... ), ēͅrbēͅs (Blerick, ... ), ēͅrbeͅi̯s (Caberg, ... ), ēͅrbeͅs (Roosteren), ēͅrdbēͅs (Venlo), ēͅrdbeͅi̯s (Lanaken), ēͅrtbeis (Lanaken), ēͅrtbēs (Berg-en-Terblijt), eͅdbēs (Oostham), eͅrbēs (Altweert, ... ), eͅrbeͅi̯s (Kanne), eͅrdbēs (Haelen, ... ), eͅrdbeͅi̯s (Vroenhoven), eͅtbēͅs (Tessenderlo), īrbēs (Cadier), jedbeis (Vroenhoven), jērbēs (Heppen), ärbees (Eijsden), èrbees (Horn), èrdbès (Belfeld), érbés (Steyl), éérbéés (Horst), éérdbees (Schinnen), êr bês (Baarlo), êrbees (Heer, ... ), êrbês (Kessel, ... ), êrbëëis (Venlo), êrdbees (Asenray/Maalbroek, ... ), êrdbês (Beesel), êrdbêze (Blerick), êêrbês (Reuver), ɛtbēs (Tessenderlo), -  eerbeize (Maastricht), ?  eerbeze (Lutterade), Endepols  eerbeis (Maastricht, ... ), ideosyncr.  aarbees (Gronsveld), aerdbaeze (Hoensbroek), eerbeeze (Eijsden), erd-bees (Eijsden, ... ), ideosyncr. additie bij vraag 140  eer(d)beize (Maastricht), eerbeize (Maastricht), IPA, omgesp.  ɛdbes* (Kwaadmechelen), LDB  erdbeze (Roermond), m.v. ze [ ? - mogelijk wordt hier bedoeld dat de meervoudsvorm eerdbeeze luidt]  eerdbees (Sint-Pieter), NCDN  éérbees (Stevensweert), Nijmeegs (WBD)  érbeesj (Meijel), Ook: ZND 19A, 003; en ZND 1u en ZND 1 a-m  erbezen (Lommel), V.  eerbees (Borgharen), Veldeke  aerbees (Echt/Gebroek), aerbeze (Haelen), WBD / WLD  éérbéés (Beesel, ... ), WBD-WLD  éérdbees (Roermond), WBD/WLD  aardbees (Stein), eerbeys (Caberg), eerbijs (Maastricht), eerbèjs (Maastricht), ēērbeis (Maastricht), éérbees (Kapel-in-t-Zand, ... ), WLD  aerdbaes (Venlo), eerdbijzə (Maastricht), erdbeeze (Geverik/Kelmond), erdbèse (Kesseleik), èèrbieəs (Heel), éérbees (Swalmen), êêrbêês (Itteren), êêrbêêze (Itteren), aardbezie: aarbezie (Boorsem, ... ), aardbezie (Maaseik), ārdbēzi* (Hamont), edbezi (Oostham), eerdbezie (Peer), etbezie (Tessenderlo), eͅrbezie (Eksel, ... ), eͅrdbezie (Afferden), jatbezi (Kerkom), èrbeezjə (Meijel), èrbezië (Lommel), èrbèzië (Kerkhoven), èrdbezie (Maasbracht), eigen spellingsysteem  aardberzieje (Neer), vreuger  aerbeezie (Herten (bij Roermond)), WLD  aarbezèju (Brunssum), aardbezing: ferbizich (Lommel), jarbezeŋ* (Lommel), aardebber: ijed-ɛbər (Beverst), irɛbīrə īərəbīər (Rotem), aardebeer: azəbijər (Gutshoven, ... ), āsəbiər (Heers), errebêr (Sevenum), ēərəbēər (Lanklaar, ... ), ēͅrəbēͅrə (Peer), ēͅərəbēr (Overpelt), eͅrdəbeͅr (Lottum), jarebēr (Gelinden), jazəbēr (Voort), jazəbēər (Hoepertingen), jazəbīr (Mettekoven), èèrebaer (Stokkem), aardebes: eerebees (Amby), erebeer (Eisden), erebees (Amby), erebeis (Maastricht, ... ), erebeize (Maastricht, ... ), ērəbēs (Amby), ēͅrəbeͅi̯s (Maastricht, ... ), ierebees (Amby), Endepols  earebeize (Maastricht), erebeis (Maastricht), WBD/WLD  eerəbeis (Maastricht), WLD  eerebeize (Maastricht), eerəbèjs (Maastricht), aardmiemert: eͅrtmimərt (Haelen), aardsbeer: erdsbêr (Heijen, ... ), ertsbär (Meerlo), ertsbêr (Arcen, ... ), erz-baer (Oirlo), esbêr (Meterik, ... ), ērdsbiər (Opglabbeek), ēͅrdsbīər (Opglabbeek), ēͅrsbīr (Neerglabbeek, ... ), eͅrdsbēr (Arcen, ... ), eͅrdsbēͅr (Afferden), eͅrdsbeͅr (Gennep, ... ), eͅrsbēr (Afferden), eͅsbēͅr (Velden), eͅsbeͅr (Horst), jaasbère (Heks, ... ), jasbēr (Hasselt), jāsbeier (Zepperen), jāsbēr (Hasselt, ... ), jāsbēər (Alken), jāsbīər (Heks), jātsbēr (Kuringen), jḁḁ.sbee.r (Hasselt), èdsbèèr (Gennep, ... ), èerdsbere (Halen), èrdsbêr (Blitterswijck), èsbIer (Horst), ètsbêr (Gennep), eigen spellingsysteem  ertsbèr (Meerlo), WBD/WLD  èèrsbīēr (Opglabbeek), WLD  erdsbēr (Venray), érdsbéér (Gennep), aardsbes: aarsbezen (Sint-Lambrechts-Herk), erdsbees (Castenray, ... ), ĕrdsbees (Leunen), eͅrdsbēs (Merselo, ... ), eͅrsbēs (Leunen), SGV ook wel  ètsbês (Gennep), Veldeke 1979, nr. 1 nu de aardbei  de ertsbees (Venray), aardsbezie: ĕrtsbezie (Merselo), eͅrdsbezie (Venray), èrdsbezie (Venray), beer: beer (Zonhoven), bēͅi̯r (Niel-bij-St.-Truiden), bier (Grote-Brogel), bes: bezen (Rekem), bees (erdbees)  bees (Buggenum), bramel: broməl (Tongeren), ebber: ēͅbər (Bilzen, ... ), èbber (Hoeselt), èbbere (Gors-Opleeuw, ... ), èebere (Rosmeer), øbər (s-Herenelderen), øͅbər (Diepenbeek, ... ), ɛbər (Beverst, ... ), ɛbərn (Koninksem), ɛi̯bər (Riemst), [Fragaria vesca]  êbber (Tongeren), naar Pâque  èbbere (Tongeren), ± WLD  ĕŭbbĕrĕ (Vlijtingen), è van Fr. père  èber (Eigenbilzen), elber: eelber (Uikhoven), elber (Epen, ... ), elbere (Gulpen), elbére (Noorbeek, ... ), elbər (Genk, ... ), eleber (Genoelselderen), el’ber (Bleijerheide, ... ), eèl-be-re (Neerharen), ēlbər (Uikhoven), ēͅlbər (Rekem, ... ), eͅ.lbər v. (Ingber), eͅ.ləbər (Eys), eͅlbər (Eckelrade, ... ), eͅləbər (Bocholtz, ... ), ilber (Valkenburg), ilbĕr (Berg-en-Terblijt), ilbər (Margraten, ... ), iləbər (Berg-en-Terblijt, ... ), ĭlber (Eys), èlber (Genk), èlbər (Epen), ɛlbər (Genk, ... ), ɛləbər (Kaalheide/Onderspekholz), de è stelt de è voor van père  èlber (Simpelveld), ideosyncr.  elbere (Kerkrade), in het wild  iləbər (Houthem), M.  elber (Mechelen), Metathesis van erbel, eerdbei  èlber (Valkenburg), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  elber (Gulpen), Veldeke men zegt ook - (metathesis)  ulleber (Klimmen), WLD  elber (Vijlen), elbere (Gulpen, ... ), èlbere (Schaesberg), elberstruik: el’beresjtroech (Bleijerheide, ... ), enber: enber (s-Herenelderen), erbel: arbəl (Amstenrade, ... ), eerbele (Montfort), erbel (Heerlen, ... ), errebel (Mheer), ērbəl (Lontzen, ... ), ēͅrbeͅl (Sint-Odiliënberg), ēͅrbəl (Banholt, ... ), ēͅrəbəl (Eupen, ... ), eͅi̯rbəl (Zichen-Zussen-Bolder), eͅrbəl (Heerlen, ... ), eͅrəbəl (Welten), irbel (Dieteren, ... ), irbél (Mheer), irbəl (Beek, ... ), orbele (Broeksittard), orbəl (Berg-aan-de-Maas, ... ), oͅrbəl (Schinveld), ur bel (Oirsbeek), ärbäl* (Guttecoven), èrbel (Doenrade, ... ), èrbele (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), èrbèle (Schimmert), érbəl (Sittard), éúrbel (Doenrade), êrbel (Obbicht, ... ), ërbel (Nieuwstadt), òrbel (Geleen), örbel (Heek, ... ), örbele (Munstergeleen, ... ), örrebel (Klimmen), ørbəl (Doenrade, ... ), ørəbəl (Ubachsberg), øͅrbəl (Oirsbeek, ... ), ɛi̯rbəl (Limbricht, ... ), ɛrbəl (Buchten, ... ), ɛrəbəl (Eupen), ‧ɛrbəl (Sint-Martens-Voeren, ... ), + WLD  örbel (Klimmen), [verkortingsboogje boven è ]  èrbel (Buchten), eigen spellingsysteem  arbel (Merkelbeek), erbel (Maastricht), örbel (Schinnen), ideosyncr.  erbel (Sittard), erbelle (Sittard, ... ), ürbel (Oirsbeek), ideosyncr. additie bij vraag 140  eerbele (Noorbeek), in de tuin  eͅrbəls (Houthem), M. eerebeis, Ak. Elber mv.: erbele  erbel (Heerlen), Veldeke  erbel (Waubach), urbel (Klimmen), vr.  erbel (Heerlen), WBD/WLD  aerbəllə (Grevenbicht/Papenhoven), èrbəl (Heerlen), WLD  eurbel (Schinnen), irbölle (Posterholt), ŭrbéllé (Schimmert), èèrbel (Mheer), érbel (Born), örbel (Doenrade), örbele (Wijnandsrade), örbəl (Guttecoven), WLD (onduidelijk)  éérbəl (Montfort), WLD = aardbei  irbel (Posterholt, ... ), erbeltje: irbəlkə (Susteren), ideosyncr.  ipbelkes (Susteren), framboos: framboise (Boorsem, ... ), hennenbeer: hennəbēr (Hamont), hennəbirə (Grote-Brogel), henəbēər* (Hamont), ook in L 286, Hamont  hinnebeer (Achel), hensbeer: hensberə (Hamont), mierbel: meͅərbəl (Opgrimbie), mīrbələ (s-Gravenvoeren), m‧īərbəl (s-Gravenvoeren), moelbesje: moelbääske (Maasbree), Venlo e.o.  moelbaeske (Maasbree), WLD  moelbaeske (Maasbree), mummeltje: oud v. aardb. [en] framb.  mummelkes (Lottum), sint-janserbel: Sint Jans-arbel (Brunssum), sintjans arbəl (Brunssum), welber: welbər (Opgrimbie), wēͅlbər (Opgrimbie), wiemech: wiemch (Val-Meer), wijnroos: [Calycantus floridus]  wainroos (Tongeren) [DC GV (1935) M] [ZND 19A (1936)]aardbei [N 92 (1982)], [SGV (1914)] || aardbeiboom || aardbeiplant || bes [SGV (1914)] || De bekende, fris smakende rode vrucht van de aardbeienplant (aadbissem, aardbeer, aardbees, jaarbees, aardbezie, freis). [N 82 (1981)], [N 82 (1981)] || Hoe noemt u: aardbei (fragaria) - fam. rosaceae [N 71 (1975)] I-7
aardbeienvlaai aardbeelvlaai: örbelvla (Munstergeleen), aardbeervladem: Syst. WBD  elbervlaam (Mechelen), aardbeienvla: Eigen phonetische  aarbeiəvlaa (Valkenburg), Syst. WBD  aarbeieflaa (Neer), aardbeienvlaai: aardbeieflaaj (Roosteren), Eigen spellingssyst. Zie vragenlijst p.6  aardbeijevlaaj (Berg-aan-de-Maas), Syst. Eijkman  ārt˂beͅi̯əflāi̯ (Gennep), Syst. Frings  ārt˂bɛ̄i̯əvlāi̯ (Peer), Syst. WBD  aarbeievlaai (Geleen), aardbeieflaaj (Neer, ... ), aardbeienvlaai (Venlo), erbeie[flaai} (Meijel), aardbelen, een -: erbele (Vlodrop), aardbelenvla: elberevla (Mechelen), erbelevla (Heerlen, ... ), erbelevlaa (Sittard, ... ), eurbelevlaa (Guttecoven), illebere-vla (Margraten), irbeleflaa (Posterholt), urbelevla (Ubachsberg), èùrbelevla (Puth), Eigen syst.  äerbĕlĕvla (Heerlen), aardbelenvlaai: erbelevlaaj (Roermond), Syst. WBD  erbelevlaaj (Buchten), irbeleflaaj (Roermond), aardbelenvlaam: erbelevlaam (Eygelshoven), aardbelenvladem: Syst. WBD  élbere-vlaam (Kerkrade), aardbeltjesvlaai: #NAME?  irbelkesflaaj (Susteren), aardberenvla: aəbēərə vloͅə (Borgloon), aardberenvlaai: aeberevloj (Bilzen), aerbiereflaaj (Grathem), aerdbiereflaaj (Grathem), airbièreflaai (Ittervoort), airdbieëreflaai (Ell), aîrbieëreflaai (Neeritter), ābē(j)rə vlo͂ͅ (Borgloon), e`erbeerevloaj (Eksel), eerbieereflaai (Thorn), erdbeereflaaj (Belfeld, ... ), ērəbērəvlā.j (Stokkem), ēͅrbirə vlāj (Maaseik), ēͅrbīərəvlāj (Opglabbeek), ēͅrəbēͅrə vlāj (Lanklaar), irbirəvlāj (Rotem), i̯eͅrtbērəvla͂j (Houthalen), jaadbeerevlao (Berbroek), érbíérevlaai (Neeroeteren), örbĕlĕvla (Oirsbeek), ɛbərəvlōͅi̯ (Tongeren), ɛbərəvloͅj (Ketsingen), ɛrt˂bēͅrəflāi̯ (Blitterswijck, ... ), ɛəərbērəvla͂j (Helchteren), Syst. Eykman  ɛs˂bɛ̝̄rəflai̯ (America), Syst. Frings  azəbi(ə)rəvloͅ(ə) (Opheers), ēͅrt˂bē(ə)rəvlōͅi̯ (Hamont), ēͅt˂bɛi̯rəvlōͅəi̯ (Niel-bij-St.-Truiden), ēͅət˂bēͅərəvla͂əi̯ (Gingelom), eͅrt˂bēͅrəvlaəi̯ (Gingelom), eͅt˂bērəvloͅi̯ (Heppen), henəbē(ə)rəvlōͅi̯ (Hamont), henəbērənvlōͅi̯ (Hamont), jat˂bɛ̄i̯rəvlōͅə (Melveren), jāt˂bēͅi̯rəvloͅi̯ (Sint-Truiden), jēͅrbērəvlāi̯ (Beringen), jeͅrbērəvloͅi̯ (Beverlo), jeͅt˂bērəvloͅi̯ (Beverlo), ɛlbrəvlōͅi̯ (Gelieren/Bret), ɛrt˂bērənvlōͅi̯ (Hamont), ɛ̄i̯ərbērəvlōͅi̯ (Koersel), ɛ̄i̯ərbērəvloͅi̯ (Neerpelt), ɛ̄rbērəvlōͅ.i̯ (Overpelt), ɛ̄rbierəvlāi̯ (Gruitrode), ɛ̄rbiərəflāi̯ (Kessenich), ɛ̄rbɛ̄rəvlāii̯ (Linde), ɛ̄rbɛ̄rəvlāi̯ (Peer), ɛ̄rt˂bīrəvlāi̯ (Bocholt), ɛ̄rt˂bɛ̄rəvlāi̯ (Peer), Syst. Frings (?)  ɛ̄rt˂bīərəvlāi̯ (Kinrooi), Syst. Frings vrl.  ɛ̄rt˂birəvlāi̯ (Bree), Syst. IPA  ē̝ͅrbēͅrəvla͂i̯ (Paal), Syst. Veldeke  èedbiërevlaaj (Kinrooi), Syst. WBD  aerbieereflaaj (Baexem), airdbeerevlaaj (Nederweert), erbeezjeflaaj (Meijel), erbēren[flaai} (Meijel), erdbaereflaaj (Broekhuizen, ... ), erzbaerevlaaj (Oirlo), esbeireflaai (Velden), èrdbeereflaaj (Leuken), èèrbeerevlaaj (Nederweert), éérbeerevlaaj (Tungelroy), Syst. Wbk. van Bree  èèrbiêrevlaai (Bree), Van aardbeien  ereberevlaai (Mechelen-aan-de-Maas), aardberenvladem: elbere-vlaam (Bleijerheide), elberevlaam (Mechelen), erbele vlaam (Nieuwenhagen), Syst. Veldeke  ellebere-vlaam (Bocholtz), aardbezienvlaai: airdbezenflaaj (Roermond), erbeseflaaj (Roermond), aardbezinvla: eerbiezenvla (Valkenburg), Syst. WBD  aerdbeezevlaa (Neerbeek), aardbezinvlaai: aerbezeflaaj (Swalmen), aerdbaezevlaaij (Baarlo), aerdbeezevlaaj (Urmond), aerdbezieënflaai (Nunhem), airbeese vlaoj (Oost-Maarland), eerbezevlaaj (Ulestraten), eerdbeezevlaai (Roermond), erdbeezeflaaj (Haelen), erdbeezenvlaoj (Oost-Maarland), erdbeze vlaoj (Oost-Maarland), ēͅrbeͅi̯zəvlōͅj (Smeermaas), èrbeezevlaoj (Gronsveld), Nieuwe [spelling]  aerdbaezeflaaj (Reuver), Syst. Frings  ārbēzii̯əvlāi̯ (Maaseik), ārbɛ̄ziəvlāi̯ (Mechelen-aan-de-Maas), ārt˂bēziəvlāi̯ə (Beringen), Syst. Grootaers  eͅrbežənvloͅu̯i̯ (Lommel), Syst. IPA  eͅt˂bēzəvlo̞u̯əi̯ (Kwaadmechelen), Syst. Veldeke  aerbaezeflaai (Tegelen), aerdbeezeflaaj (Roermond), Syst. WBD  aerbaeze-flaaj (Venlo), aerbaezevlaai (Venlo), aerbèzeflaaj (Baarlo, ... ), aerdbaezeflaaj (Venlo), aerdbaezevlaaj (Blerick), aerdbeezeflaai (Melick), aerdbeezeflaaj (Herten (bij Roermond)), aertbee:zeflaa.j (Maasniel), airdbeezeflaai (Maasniel), earbeazevlaai (Boekend), èè.rbee.zeflaaj (Boukoul), éérbéézeflaai (Tegelen), éérdbeezeflaaj (Roermond), aardsberenvla: Syst. Frings  ēͅds˂bēͅi̯rəvlōͅ (Halen), aardsberenvlaai: erdsbèèrevlaoj (Ottersum), Syst. Frings  jās˂bērəvlai̯ (Hasselt), ja͂s˂bērəvla͂i̯ (Hasselt, ... ) aardbeienvlaai || Vla met vulling van aardbeien [N 16 (1962)] III-2-3
aarde, grond aarde: aerd (Sittard, ... ), airt (Neeritter), ārde (Maaseik), e:ɛrt (Hoensbroek), eerd (Maastricht, ... ), erd (Itteren), eäd (Epen), eət (Beverst), ērd (Wellerlooi), ēͅrt (Eksel, ... ), ĕrd (Beegden, ... ), e͂ͅrt (Lanklaar), eͅjər (Meldert), eͅərt (Helchteren), iər (Houthalen), iɛ‧t (Tongeren), ja.t (Veulen), jat (Berg, ... ), jāt (Hees, ... ), jɛt (Tongeren, ... ), jɛ̄jɛr (Beverlo), äd (vr) (Heerlen), äed (Gulpen), ärd (Meerlo, ... ), èd (Rimburg), èrd (Belfeld, ... ), éért (Meijel, ... ), êd (Eys), êjd (v) (Mechelen), êrd (Afferden, ... ), êrde (Sint-Odiliënberg), êrt (Baarlo, ... ), êt (Vijlen), êêrd (Grathem, ... ), ëd (Simpelveld), ø͂ͅərdə (Paal), øͅrt (Kerkrade), øͅərt (Overpelt), ɛi̯ət (Mielen-boven-Aalst), ɛər (Koersel), ɛ̄rd (Posterholt), ɛ̄rd} (Schinveld), ɛ̄rt (Bree, ... ), ɛ̄t (Schaesberg), ɛ̄ər (Kwaadmechelen), ɛ̄ərt (Lozen), (Drek).  êrd (Doenrade), (Fr: peee).  ĕrd (Broeksittard), (o bijna oo).  êrd (Venlo), (Zoo get vilt neit op gen ard ). (Waat baat t dich???? ard oapekrats)?  ɛ͂rd (Guttecoven), met lengteteken op de a  ärd (Leunen), planeet; begane grond; klei, leem  eerd (Maastricht), bandgrond: Baandgrond (Venlo), brak: bràk (Stevensweert), broekgrond: brookgrónjt (Susteren), bròòkgroondj (Posterholt), bruin zand: broene zandj (Lutterade), bruine grond: broune grond (Vlodrop), donker zand: donkere zandj (Montfort), donkerbruin goed zand: doonkerbroenge gooĕ(zand) (Ingber), drek: drek (Lutterade, ... ), drek (m) (Mheer), drɛk (Bilzen), (Zoo get vilt neit op gen ard ). (Waat baat t dich???? ard oapekrats)?  drĕk (Guttecoven), giet: get (Stein), gĕht (Schimmert), gîet (Linkhout), gîêt (Meeuwen), gɛt (Kwaadmechelen), goede grond: goejə grónt (Meijel), gouden drek: gowwe drek (Eys), gouden zand: gowwe zank (Waubach), grond: grond (Amby, ... ), grondj (Geleen), groond (Maastricht), grŭntj (Sittard), grònd (Heer), (mv.: grunj)  grondj (Grathem), (o bijna oo).  êrd grond (Venlo), (Zoo get vilt neit op gen ard ). (Waat baat t dich???? ard oapekrats)?  gröntj (Guttecoven), leem: lijm (Heythuysen), lèèm (Born), leemgrond: (komt hier niet voor).  leemgrond (Jeuk), lss: lös (Venlo), maasgrond: mâs groond (Venray), maaszand: maas zendj (Stein), modder: môdder (Boekend), moer: moer (Tungelroy), moergrond: moorgrônk (Maasbree), poestaarde: poeséért (Beesel), #NAME?  poestèèrt (Tienray), slijk: sjliek (Horn), teelaarde: teelt aerd (Venlo), teeltaarde (Meijel), teeléért (Venlo), veldgrond: vaeldgroond (Oirlo), vochtig zand: vūchtige zand (Ingber), zand: zaand (Blitterswijck, ... ), zand (Arcen, ... ), zandj (Echt/Gebroek, ... ), zangt (Maasbree), zank (Grubbenvorst, ... ), zankt (Panningen), zā.nt (Henri-Chapelle, ... ), zānd (Afferden, ... ), zoand (Swolgen), zandaarde: zand-eerde (Maastricht), zwarte grond: zwarte grônjd (Buchten) aarde [ZND A1 (1940sq)] || aarde (grond) [SGV (1914)] || aarde, grond || donkerbruin vruchtbaar zand met water [get] [N 81 (1980)] || grond, aarde || klei, donkerbruin vruchtbaar zand, met water [N 27 (1965)] || zand [SGV (1914)] III-4-4
aarden aanslaan: aansloan (Weert), aard derin krijgen: aard d⁄rin kriege (Caberg), aard krijgen: aard kriege (Hoensbroek, ... ), aart krie.gə (Kelpen), aarden: aa:rde (Roermond), aade (Waubach), aarde (Caberg, ... ), aarden (Born, ... ), aardu (Brunssum), aardə (Doenrade, ... ), aardən (Urmond), aare (Herten (bij Roermond), ... ), aarə (Meijel), ade (Heerlen), aerde (Geleen), aorde (Maastricht), aordə (Maastricht), aore (Gronsveld, ... ), aoëre (Zonhoven), are (Gulpen, ... ), aren (Meeuwen), aârde (Altweert, ... ), āārde (Schimmert), āāre (Thorn), āārt (Reuver), āre (As), ārə (Meeuwen), a’de (Bleijerheide, ... ), oade (Sint-Truiden), oare (Beverlo), oaten (Eigenbilzen), ōāde (Hoeselt), urges ààrde (Geleen), ààrdə (Heerlen, ... ), áárdə (Maastricht), áárdən (Venlo), äörde (Maastricht), (= aarden).  aade (Jeuk), (= aarden; zelden).  ‧eͅadə (Eys), (Eijsden!).  aarde (Noorbeek), hèè kos do nie oare Jònges oare no hinne piehtere, vrolie no hin poat  oare (Genk), op ¯n appartement zeu ich ni koennen ôde: op ¯n appartement zou ik mij niet thuisvoelen  ôde (Kortessem), ps. Algemene note: Het omspellen van het Eksels dialect is misschien niet helemaal correct (geen spellingslijst daarvoor ik heb het bij benadering omgespeld!  ōͅərən (Eksel), vb. in de stad kan hij maar niet aarden  aarə (Meeswijk), de aard hebben: den aard hubbe (Neer), de aard krijgen: de aard krijgen (Meeuwen), den aard krieege (Weert), den aard kriege (Neer, ... ), d⁄n aard (krijgen) (Venray), d⁄n aard kriege (Maasbree), de draai krijgen: d⁄n draei kriege (Venray), de draai vinden: den drèej viende (Tienray), eigen worden: èjge wéére (As), genaken: kan ook verniêke In det nûw hûs koste ze zich mè neet geniêke  geniêke (As, ... ), gewend: Noa ein paar daag woare ze al good gewi-jndsj in hun nûw hûs  gewi-jndsj (As, ... ), soms ook  gewöndsj (As, ... ), gewend raken: gewènd rāke (As), gewend worden: gewènd wuu"re (Beverlo), gewennen: geweene (Maastricht), gewenne (Gulpen, ... ), gewenè (Gronsveld), gewinne (Amby, ... ), gewène (Gronsveld), gewènne (As, ... ), gewèn’ne (Zonhoven), gewénne (Sint-Truiden), gewénnə (Oirsbeek), gewéénə (Vlijtingen), gəweenə (Maastricht), gəwinnə (Montfort), gəwénnə (Niel-bij-St.-Truiden), jewenne (Vaals), gewonen: gewoeëne (Sint-Truiden), gewoon worden: gewoon worden (Leopoldsburg), gewoon zijn: gəwōēwən zən (Loksbergen), goed aarden: good aarde (Venlo), good aare (Maasbree), goed geaard zijn: goe geaard zijn (Meijel), goede aard: gooie naart (Ospel), heemvoelen: heem veule (Eys, ... ), heem-veulə (Heerlen), heim veule (Schinnen), hèèm veule (Noorbeek, ... ), hêêm veulə (Amstenrade), inburgeren: eͅbøͅrgərə (Eupen), inbörgərə (Beesel), ingeburgerd zijn: ĭgəbŭrgərt zieë (Nieuwenhagen), schikken: schikke (Venlo), thuisvoelen: thoes veule (Maastricht), thuûs vule (Oirlo), tŭŭs vŭŭlə (Gennep), vergunnen: cf. WNT XIX, kol. 2304 - 2307, s.v. "vergunnen"4. Limb. Aarden, wennen, zich thuis voelen, zich goeed aanpassen...  vergunne (Valkenburg), wel aarden: wel aardə (Maastricht), wennen: weenə (Maastricht), wenne (Heerlen, ... ), winne (Horst, ... ), wènne (Kortessem), wènnə (Nieuwenhagen), wéénne (Swalmen), zich gewennen: zich gewènne (Geulle), zich gewönne (Bree), zich heemvoelen: ze.x hē.m v‧ø̄lə (Eys), zich heem veule (Schaesberg), zich schikken: iech koeët miech bij die vreeëm lü nit sjikke  sjik’ke, ziech (Bleijerheide, ... ), zich terechtvinden: Heë hat ziech jód tsereëtvónge in de nui hemet  tsereët’vinge, ziech (Bleijerheide, ... ), zich thuisvoelen: zich thoees veule (Weert), zich toesveule (Reuver), zich voelen: zich veulə (Nieuwenhagen), zich wennen: zich winne (Venlo), zich wènne (Beek), zijn eigen begeven: zien aege begaeve (Castenray, ... ) aarden || aarden, gewennen || aarden, groeien, gedijen || aarden, wennen || aarden, zich gewennen || aarden, zich thuis gevoelen || aarden; naar zijn zin wonen en leven || gewennen || gewoon worden in b.v. een vreemde streek || goed aardend || het gewoon worden, aarden || inburgeren || nog niet op zijn gemak zijn in een nieuwe toestand [N 85 (1981)] || thuis raken, gewennen || wennen || wennen, aarden || zich gewennen || zich op een andere plaats waar men zich gevestigd heeft, thuis gaan voelen [aarden, de aard krijgen] [N 85 (1981)] III-1-4
aarden knikker krut: [Vgl. WBD III, 3.2, pag. 38: krut]  krut (Venlo), krutten maai: Mooie geknede lemen bolletjes werden in de broodoven gelegd om te bakken.  kroette meë (Kortessem) 2. Aarden knikkertje. || Knikker: Gebakken aarden knikkers. III-3-2
aarden pot aarden baar: gētǝ bǭr (Zichen-Zussen-Bolder), ęrdǝ bār (Guttecoven), aarden dop: ędǝ døp (Rimburg), aarden duppen: ē̜rdǝ dø̜pǝ (Klimmen), aarden grüle: ērdǝ gryl (Eupen), ędǝ gryl (Vijlen), ęǝdǝ gryl (Gulpen), aarden kruik: ī̄ǝrdǝn krǭk (Houthalen), jādǝ krǭk (Diepenbeek), aarden pot: (j)ē̜rǝ pǫt (Beringen), ijǫdǝ pǫt (Martenslinde), ī̄rdǝ pǫt (Eijsden), ī̄rdǝn pǫt (Maaseik), ī̄ǝdǝ pǫt (Bilzen), ī̄ǝrdǝ pǫt (Rotem), jadǝ pǫt (Eigenbilzen, ... ), jardǝ pǫt (Hasselt), jaǝdǝ pǫt (Gutschoven), jø̜tǝ pǫt (ɛ'S-Herenelderen'), jādǝ pǫt (Diepenbeek, ... ), jādǝ(n) pǫt (Ulbeek), jādǝn pǫt (Groot-Gelmen, ... ), jārdǝ pǫt (Hasselt), jāǝdǝ pǫt (Kermt), jē̜rǝ pǫt (Berverlo), jędǝ pǫt (Grote-Spouwen, ... ), jɛ̄jdǝ pǫt (Hoepertingen, ... ), jɛ̄rǝ pǫt (Beringen), ēadǝ pǫt (Neerhespen), ēdǝ pǫt (Waasmont), ēdǝn pǫt (Borlo), ējadǝ pǫt (Landen), ējǝrǝ pǫt (Meldert), ērdǝ pǫt (Dilsen, ... ), ērdǝ(n) pǫt (Neeroeteren), ērdǝn pǫt (Paal, ... ), ērǝ pǫt (Beringen, ... ), ērǝ(n) pǫt (Kwaadmechelen), ēǝdǝ pǫt (Jeuk, ... ), ēǝrdǝ pǫt (Maaseik), ē̜dǝ pǫt (Schaesberg), ē̜rdǝ pǫt (Afferden, ... ), ē̜rdǝ(n) pǫt (As, ... ), ē̜rdǝn pǫt (Geleen, ... ), ē̜rǝ pǫt (Heppen, ... ), ē̜rǝn pǫt (Hamont), ędǝ pǫt (Heerlen, ... ), ęjdǝ pǫt (Loksbergen, ... ), ęjrdǝ pǫt (Bree, ... ), ęjǝdǝ pǫt (Landen, ... ), ęjǝrǝ pǫt (Kwaadmechelen), ęrdǝ pǫt (Achel, ... ), ęrdǝ(n) pǫt (Peer), ęrdǝn pǫt (Belfeld, ... ), ęrǝ pǫt (Hechtel), ɛarǝ pǫt (Zonhoven), ɛdǝ pǫt (Halen), ɛjrǝn pǫt (Tessenderlo), ɛrdǝ pǫt (Genk, ... ), ɛrdǝn pǫt (Amby), ɛǝdǝ pǫt (Aalst), ɛ̄rdǝ pǫt (Blitterswijck, ... ), aarden teil: ē̜rǝn tē̜l (Hamont), baar: bār (Berg, ... ), bokaal: bokal (Kaulille), boterdop: būtǝrdøp (Schinveld), boterpot: buǝtǝrpǫt (Opitter), bōtǝrpǫt (Venray), bǭtǝrpǫt (Wanssum), botervlootje: bōtǝrvlȳtjǝ (Weert), botterbaar: botǝrbār (Kerkrade), bottergrüle: botǝrjryl (Kerkrade  [(aarden boterpot)]  ), botterpot: botǝrpǫt (Beesel), bǫtǝrpǫt (ɛ'S-Herenelderen'), bruine pot: brōajn pǫt (Val-Meer), brǫn pǫt (Riemst), bwø̜n pǫt (Zichen-Zussen-Bolder), dop: døp (Heerlen), driekronenpot: drikruǝnǝpǫt (Opitter), driekroonse pot: drejkrūǝnsǝ pǫt (Altweert, ... ), duppen: døpǝ (Heerlen, ... ), dø̜pǝ (Brunssum, ... ), geiten-uilesje: gęjtǝ-ūlǝskǝ (Tegelen  [(pot van ca 11/4 liter inhoud)]  ), grüle: gryl (Eupen, ... ), grøl (Heerlen), jryl (Kerkrade), halfs-uiles: halfs˱ūlǝs (Tegelen  [(pot van 21/2 liter inhoud)]  ), inmaakpot: enmākpǫt (Waltwilder), inmaakspot: enmākspǫt (Roggel), irdener topf: erdǝnǝr tǫpf (Eupen), keulse pot: kølsǝ pǫt (Venray), kø̜lsǝ pǫt (Blitterswijck, ... ), kommetje: kømǝkǝ (Neerhespen), kroeg: krox (Zolder), krux (Borgloon, ... ), kruǝx (Leopoldsburg), krōx (Kuringen), krǫx (Stokrooie, ... ), kroegje: kryxskǝ (Hasselt, ... ), krȳxskǝ (Neerhespen, ... ), kroes: kruǝs (Leopoldsburg), kruik: krø̜jk (Paal), krōk (Riemst), krūk (Lanaken, ... ), kruikje: krø̜jkskǝ (Paal), kwarts-uiles: kwārts˱ūlǝs (Tegelen  [(pot van 5 liter inhoud)]  ), moespot: mōspǫt (Neeroeteren), pot: pǫt (Houthalen, ... ), potaarden pot: pǫt˱adǝ pǫt (Herk-de-Stad), pottenaarden pot: pǫdǝjādǝ pǫt (Sint-Truiden), rode pot: rōdǝ pǫt (Horst), roompot: rōmpǫt (Berg), rǫwmpǫt (Altweert, ... ), rǭmpǫt (Roosteren), steenpot: stęnpǫt (Rijkel), stenen grüle: štēnǝ gryl (Eupen), štęŋǝ gryl (Epen), stenen kroeg: stēnǝ krux (Riksingen), stęjnǝ krux (Diepenbeek), stenen kruik: stī̄nǝ krāk (Landen), stęjnǝn krōk (Riemst), stenen pot: st ̇ī̄nǝ pǫt (Hamont), stenǝ pǫt (Hechtel), stijǝnǝ pǫt (Meldert), stiǝnǝ pǫt (Berverlo, ... ), stiǝnǝn pǫt (Kwaadmechelen), stī̄nǝ pǫt (Beringen, ... ), stī̄nǝn pǫt (Borlo, ... ), stī̄ǝnǝ pǫt (Mielen-boven-Aalst, ... ), stējǝnǝn pǫt (Lommel), stēnǝ pǫt (Bilzen, ... ), stēnǝ(n) pǫt (Ulbeek), stēnǝn pǫt (Kaulille, ... ), stēǝnǝ pǫt (Tessenderlo), stē̜nǝ pǫt (Kaulille, ... ), stē̜nǝ(n) pǫt (Lommel), stē̜nǝn pǫt (Paal), stęjnǝ pǫt (Borgloon, ... ), stęjnǝ v (Grote-Spouwen), stęjnǝ(n) pǫt (Opgrimbie, ... ), stęjnǝn pǫt (Bocholt, ... ), stęnǝ pǫt (Vroenhoven), stęŋǝ pǫt (Mheer), stęǝnǝ pǫt (Venray), štēnǝn pǫt (Sint-Martens-Voeren), štęjnǝ v (Meerssen), štęŋǝ pǫt (Moresnet), stenen potje: stī̄nǝ pø̜tjǝ (Achel), stęjnǝ pø̜tjǝ (Nieuwstadt), steneren pot: stī̄nǝrǝn pǫt (Achel), stī̄ǝnǝrǝ pǫt (Hamont), stoop: stup (Jeuk), stoopje: støjpkǝ (Sint-Truiden), stootpot: stōtpǫt (Waltwilder), teil: tējǝl (Zonhoven), tēl (Mielen-boven-Aalst), tęjl (Hasselt, ... ), twijfelaar: twī̄fǝlē̜r (Tegelen  [(idem)]  ), twijfelaar-uiles: twī̄fǝlǝrūlǝs (Tegelen  [(pot van ca 31/2 liter inhoud)]  ), uilepot: ȳlǝpǫt (Echt  [(diepe kom van grof aardewerk - van binnen verglaasd)]  , ... ), ūlǝpǫt (Hunsel, ... ), uiles: ȳ.lǝs (Roermond  [(pot van aardewerk met één of twee oren)]  ), ȳlǝs (Asenray / Maalbroek, ... ), ølǝs (Valkenburg), ū.lǝs (Roermond), ūlǝs (Belfeld, ... ), uilespot: ȳlǝspǫt (Baexem, ... ), ūlǝspǫt (Altweert, ... ), uiltje: ȳlkǝ (Sittard  [(klein aarden kruikje of potje)]  ), vetpot: vętpǫt (Neeroeteren), zaanpot: zø̄̄npǫt (Helchteren), zānpǫt (Achel), zǭnpǫt (Kaulille) Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.] II-8
aardewerk aardegoed: aerdegood (Klimmen), aîrde good (Neeritter), eerdegood (Nuth/Aalbeek), eeädegood (Eygelshoven), ēͅrəgoͅu̯t (Paal), e̝ͅrdəgut (Overpelt), äedegood (Heerlen), éēdegood (Heerlen), éérdegood (Panningen), onz.  ɛ̄rdəgōt (Mechelen-aan-de-Maas), aarden grèlen: äede grülle (Heerlen), ède grülle (Heerlen), aarden potten: i̯eͅdə pøͅ.t (Tongeren), ɛrdə poͅtə (Genk), j@d\\ = bijvoeglijknaamwoord, dus ook j@d\\ ß$t\\l enz.  jeͅdə pøͅt (Hoeselt), meervoud  ēͅrdəpø&#x0304t (Hamont), aarden potten en pannen: jadə poͅtə eͅn panə (Wellen), aarden potten en schotels: aarden potten en schotels  eͅərdə poͅtən en sxōtəls (Achel), aarden schotelen: aerde sjotele (Sittard), aarden schotels: éérde sjöttels (Tegelen), aarden telderen: eerde telder (Hoensbroek), aarden telders: éére taelders (Milsbeek, ... ), aardewerk: aardewerk (Guttecoven, ... ), aardewerrik (Roosteren), ae.rdewérk (Maasniel), aerdewaerk (Castenray, ... ), aerdewerk (Baarlo, ... ), aerdewérk (Middelaar, ... ), aeërdewèrk (Eijsden), airdewerk (Maasniel, ... ), aîrdewerk (Neeritter), ārdəwɛrk (Rotem), eerde-werk (Ulestraten), eerdewerk (Grathem, ... ), eerdewerrək (Heer), eerdewèrrek (Maastricht), eerdewérk (Rothem), erderwerk (Boekend), erdewaerk (Oirlo), erdewerk (Roermond), ēērdewērk (Sint-Pieter), ērdewerk (Schimmert), ērdəwɛrək (Lanklaar), ēͅdəwɛrk (Niel-bij-St.-Truiden), ēͅi̯dəweͅrk (Halen), ēͅi̯rdəwɛrk (Stokkem), ēͅjərəweͅrək (Zelem), ēͅrdəweͅrk (Peer), ēͅrdəwɛrk (Opglabbeek), ēͅrəweͅrək (Beringen), ēͅərweͅrk (Kwaadmechelen), eͅi̯jədəweͅrək (Halen), iárdewé.rrek (Zonhoven), iɛ̄rəwɛrk (Beverlo), īrdəwɛrk (Maaseik), īrdəwɛərk (Maaseik), i̯ādəwēͅrk (Zussen), i̯ādəweͅrək (Gelinden, ... ), jadəwɛrək (Ketsingen, ... ), ja͂rdəweͅrək (Hasselt), ja͂rdəwɛrək (Hasselt), äedewerk (Bleijerheide, ... ), èrdewāērk (Meijel), èrdewerk (Heythuysen, ... ), èrdewerrek (Gronsveld), èèrde werk (Thorn), èèrdewerk (Bree, ... ), èèrdewerrek (Weert), èërde-werk (Maasbracht), éérdewerk (Buchten, ... ), êêrdewerk (Velden), ɛi̯ədəwɛrək (Teuven), ɛi̯ərwɛrək (Lommel), ɛ̄rdəweͅrk (Blitterswijck, ... ), ɛ̄rdəwərk (Lanklaar), ɛ̄rdəwɛrk (Bree, ... ), ɛ̄rdəwɛrək (Bocholt), ⁄eͅrə⁄weͅrk (Boekt/Heikant), (aire piep = aarden tabakspijp)  airdewerk (Ell), eerste \"e\"als in franse père  erdewerk (Leuken), Is \'t porslein of aerdewerk Ingels aerdewerk  aerdewerk (Roermond), o.  jadəwɛ̄rk (Zichen-Zussen-Bolder), jādəweͅrək (Diepenbeek, ... ), onz.  jadəwɛrk (Wintershoven), jādəwe͂ͅrk (Borgloon), ja͂dəwɛr(ə)k (Wellen), ɛ̄rdəwēͅrk (Mechelen-aan-de-Maas), zegt jongere generatie  ārdəweͅrək (Rotem), aardgoed: eerd-good (Ulestraten), eerdgoot (Mesch), èrdgood (Roosteren), aardwerk: aordwérk (Tegelen), ārtwɛrk (Rotem), ērtwɛrək (Kaulille), jātwɛrk (Opheers), èèrdwerk (Kinrooi), èèrdwèrrek (Mechelen), ɛ̄rtweͅrək (Rotem), ɛ̄ərtwɛrk (Ophoven), Gebruiksvoorwerpen van aardewerk zijn in onbruik geraakt. Vroeger gebruikte men in de keuken tamelijk diepe kommen van aardewerk in diverse afmetingen. Deze kommen hadden de typisch Tegelse naam van \"OELES \  aerdwerk (Tegelen), o.  ei̯rweͅrk (Zolder), breekwaar: brèkwaar (Meijel), faience: fajas (Hasselt), gleiwerk: gleiwerk (Brunssum), grèllen: grülle (Mechelen), kleigoed: klejgood (Puth), kleiwerk: kleiwerk (Roermond, ... ), letterlijk overgenomen  klɛiwɛrk (Sittard), porselein: porcelein (Kerensheide, ... ), porselein (Sittard), poͅrsəlɛi̯n (Meeswijk), poͅrsəlɛ̄i(ə)n (Bocholt), poͅrsəlɛ̄n (Hasselt), (zo wordt het ook genoemd).  porselein (Heythuysen), De sjoenste porselein kaom oet Sjiena Teskes van fien Frans porselein  porselein (Maastricht), voor alles  porselein (Hoepertingen), potaarden potten: podi̯eͅdə pøͅ.t (Tongeren), steengoed: sjteegood (Hoensbroek), sjteingout (Sittard), tassen en telloren: tassen en teleuren (Oost-Maarland) aardewerk || aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)] || fijn aardewerk || gebakken aardewerk, porselein || steengoed, verglaasd aardewerk III-2-1
aardmannetje (kabouter) aardmannetje: eerdmĕnke (Posterholt), erdmenke (Lottum, ... ), erdmenneke (Afferden, ... ), erdmänneke (Heijen), ertmenke (Maasbree), ertmänneke (Meerlo), ērd-menke (Montfort), ērdmeneke (Wellerlooi), ĕrdmenke (Horn), ĕrdmĕnke (Panningen, ... ), ĕrdmĕnneke (Oirlo), äärdmenke (Schinveld), äärdmenken (Schinveld), èrdmenke (Broeksittard, ... ), èrdmenneke (Venray), èrdmänke (Belfeld), èrtmenke (Horst), èrtmènneke (Well), êrdmanke (Reuver), êrdmenke (Arcen, ... ), êrdmenkə (Swalmen), êrdmenneke (Blerick, ... ), êrdmĕnke (Steyl), êrdmĕnneke (Merselo, ... ), êrdmänke (Asenray/Maalbroek, ... ), êrtmenke (Nederweert, ... ), ert kort uitgesproken  êrtmĕnneke (Gennep), ps. niet omgespeld.  äed-männeke (Gulpen), abelemannetje: aabelemenke (Susteren), abelemenke (Guttecoven), awbelemenke (Sittard), O.  abelemènneke (Borgharen), Opm. tussen Sittard en Limbricht ligt de(n) aubelenberg.  aubelemenken (Einighausen), alvermannetje: auvermenke (Geleen, ... ), auvermĕnneke (Berg-en-Terblijt), avermenke (Puth), avermenneke (Eijsden, ... ), awvermĕnneke (Valkenburg), evermenneke (Sint-Pieter), hauvermenke (Oirsbeek), hauvermĕnke (Brunssum), havermenneke (Amby, ... ), havermentje (Heek), havermĕnneke (Heer), oavermenkes (Schaesberg), oavermenneke (Vijlen), oavermentje (Vijlen), oavermänke (Heerlen), overmänneke (Epen), âvermĕnke (Urmond), fransch gueule  èùvermenneke (Banholt), avelemannetje: auvelemenneke (Meerssen), auvelemĕnke (Buchten, ... ), auwelemenke (Dieteren), heinzelmnnchen (du.): [sic]  hintselmenche (Simpelveld), heuvelemannetje: hêûvelemenke (Echt/Gebroek), kaboutermannetje: kabotermänke (Heerlen), kaboutermenke (Doenrade, ... ), kaboutermenneke (Doenrade, ... ), kaboutertje: kabouterke (Limmel) aardmannetje [SGV (1914)] III-3-3