e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zanden een vorm zanden: ǝn vorǝm zantjǝ (Sittard) De kleibol of de binnenkant van de natgemaakte vorm met zand bestrooien. [N 98, 82; monogr.] II-8
zander zander: zantjǝr (Sittard) Arbeider die speciaal belast was met het zanden van de vormen. De zander kon daarbij op twee manieren te werk gaan: ofwel hij strooide een handvol zand door de vorm, ofwel hij vulde een vorm met zand en gooide de inhoud ervan over in een andere. Deze laatste wijze van werken noemde men stulpen - Geuskens, pag. 60. [monogr.] II-8
zandgebak zandtaart: zanjttaart (Sittard, ... ) zandgebak || zandkoek III-2-3
zandklad kladsteen: klatštęjn (Sittard) Steen, gevormd uit drie of vier kladden. Aangezien de klad aan één kant bezand was, kon het gebeuren dat deze zandkant of een gedeelte daarvan binnen in de vormeling terechtkwam. In dat geval ontstond er breuk tijdens of na het bakken. [monogr.] II-8
zandkorrel, korreltje zand korentje: ⁄t köörke (Sittard), zandkorreltje: zandjkörrelke (Sittard), zàntj körrəlkə (Sittard) korreltje || zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)] III-4-4
zandschop platschup: platšøp (Sittard) Geronde zandschop, gebruikt om de losse kleikruimels op te scheppen. Het woordtype batsje (L 297) duidt een zandschop aan die in de gresbuizenindustrie werd gebruikt. [N 98, 36; monogr.] II-8
zandsteen kunrader steen: kønrǭdǝr štęjn (Sittard), zandsteen: zanjtštęjn (Sittard) Natuurgesteente, bestaande uit zandvormige kwartskorrels die door een bindmiddel tot een vast geheel verbonden zijn. De kleur ervan kan zeer verschillend zijn. Zandsteen wordt onder meer gebruikt als bouwmateriaal. De 'Kunrader steen' wordt volgens de invuller uit L 427 gedolven in Kunrade bij Voerendaal. 'Crauberger' wordt ook Kunradersteen genoemd en ontleent zijn naam aan het gehucht Crauberg onder Klimmen waar de steengroeven liggen. [N 30, 55c; N 30, 55d; N 30, 55g; N 30, 56] II-9
zang zang: zank (Sittard, ... ) Zang. III-3-2
zang, bussel gelezen aren zang: zaŋ (Sittard) De bussel die de arenlezers bijeenbrengen. Vergelijk het lemma ''bussel geharkte aren'' (5.2.3). In het westen van de Kempen wordt opgemerkt dat dergelijke zangen vooral bij het lezen van hennep worden gemaakt. In het Noord-Truierlands worden de zangen niet gebonden, maar los verzameld. Godsschel, naar Jongeneel 1884, is een metafoor naar de vorm van de altaarbel. [N 15, 36; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
zanglijster, lijster fransmannetje: turdus philomelos  fransmènke (Sittard), grijs lijster: gries liester (Sittard), grijze melder: grieze maelder (Sittard), krammesvogel: krammesvogel (Sittard), lijster: liester (Sittard, ... ) lijster [SGV (1914)] || zanglijster || zanglijster (22,5 bekend; gelige, gestippelde borst en buik; broedt in grote parken en bossen; ook trekvogel; nest is van binnen glad en bruin; roep [tsp]; luide roepende zang [N 09 (1961)] III-4-1