29679 |
zanden |
een vorm zanden:
ǝn vorǝm zantjǝ (Q020p Sittard)
|
De kleibol of de binnenkant van de natgemaakte vorm met zand bestrooien. [N 98, 82; monogr.]
II-8
|
29680 |
zander |
zander:
zantjǝr (Q020p Sittard)
|
Arbeider die speciaal belast was met het zanden van de vormen. De zander kon daarbij op twee manieren te werk gaan: ofwel hij strooide een handvol zand door de vorm, ofwel hij vulde een vorm met zand en gooide de inhoud ervan over in een andere. Deze laatste wijze van werken noemde men stulpen - Geuskens, pag. 60. [monogr.]
II-8
|
20898 |
zandgebak |
zandtaart:
zanjttaart (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
zandgebak || zandkoek
III-2-3
|
29678 |
zandklad |
kladsteen:
klatštęjn (Q020p Sittard)
|
Steen, gevormd uit drie of vier kladden. Aangezien de klad aan één kant bezand was, kon het gebeuren dat deze zandkant of een gedeelte daarvan binnen in de vormeling terechtkwam. In dat geval ontstond er breuk tijdens of na het bakken. [monogr.]
II-8
|
24924 |
zandkorrel, korreltje zand |
korentje:
⁄t köörke (Q020p Sittard),
zandkorreltje:
zandjkörrelke (Q020p Sittard),
zàntj körrəlkə (Q020p Sittard)
|
korreltje || zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
29626 |
zandschop |
platschup:
platšøp (Q020p Sittard)
|
Geronde zandschop, gebruikt om de losse kleikruimels op te scheppen. Het woordtype batsje (L 297) duidt een zandschop aan die in de gresbuizenindustrie werd gebruikt. [N 98, 36; monogr.]
II-8
|
30152 |
zandsteen |
kunrader steen:
kønrǭdǝr štęjn (Q020p Sittard),
zandsteen:
zanjtštęjn (Q020p Sittard)
|
Natuurgesteente, bestaande uit zandvormige kwartskorrels die door een bindmiddel tot een vast geheel verbonden zijn. De kleur ervan kan zeer verschillend zijn. Zandsteen wordt onder meer gebruikt als bouwmateriaal. De 'Kunrader steen' wordt volgens de invuller uit L 427 gedolven in Kunrade bij Voerendaal. 'Crauberger' wordt ook Kunradersteen genoemd en ontleent zijn naam aan het gehucht Crauberg onder Klimmen waar de steengroeven liggen. [N 30, 55c; N 30, 55d; N 30, 55g; N 30, 56]
II-9
|
22697 |
zang |
zang:
zank (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
Zang.
III-3-2
|
33101 |
zang, bussel gelezen aren |
zang:
zaŋ (Q020p Sittard)
|
De bussel die de arenlezers bijeenbrengen. Vergelijk het lemma ''bussel geharkte aren'' (5.2.3). In het westen van de Kempen wordt opgemerkt dat dergelijke zangen vooral bij het lezen van hennep worden gemaakt. In het Noord-Truierlands worden de zangen niet gebonden, maar los verzameld. Godsschel, naar Jongeneel 1884, is een metafoor naar de vorm van de altaarbel. [N 15, 36; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
24283 |
zanglijster, lijster |
fransmannetje:
turdus philomelos
fransmènke (Q020p Sittard),
grijs lijster:
gries liester (Q020p Sittard),
grijze melder:
grieze maelder (Q020p Sittard),
krammesvogel:
krammesvogel (Q020p Sittard),
lijster:
liester (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard)
|
lijster [SGV (1914)] || zanglijster || zanglijster (22,5 bekend; gelige, gestippelde borst en buik; broedt in grote parken en bossen; ook trekvogel; nest is van binnen glad en bruin; roep [tsp]; luide roepende zang [N 09 (1961)]
III-4-1
|