id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21797 | verdenking | verdenking: verdinking (Caberg) | het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)] III-3-1 |
24634 | verdord | dor: WBD/WLD dor (Caberg), kapot: WBD/WLD kepot (Caberg) | Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)] III-4-3 |
18823 | verdriet; verdriet doen | chagrijn: sjegrijn (Caberg), verdriet: verdreet (Caberg) | een treurige stemming, zieleleed, kwelling van het gemoed, verdriet [trubbel, spijt, pijn, lijden, deer, vliem] [N 85 (1981)] III-1-4 |
17936 | verdwenen | foetsie: foetsie (Caberg), verdwenen: verdweene (Caberg), weg: weg (Caberg) | Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig (weg, verdwenen, rits, foetsie). [N 84 (1981)] III-1-2 |
17924 | verfrommelen | verkronkelen: verkreunkele (Caberg) | Frommelen, verfrommelen: kreukels maken in bijv. een zakdoek (frommelen, fommelen, fronselen). [N 84 (1981)] III-1-2 |
21453 | vergaderen | vergaderen: vergadere (Caberg) | ter vergadering bijeengekomen zijn, vergaderen [garen, gaderen] [N 87 (1981)] III-3-1 |
19251 | vergeetachtig | kop wie een zijbaar: ne kop wie ⁄n zeijbaor (Caberg), vergeetachtig: vergeetechtig (Caberg) | zwak van geheugen, niet goed kunnende onthouden [vergetelijk, vergeetachtig] [N 85 (1981)] III-1-4 |
18054 | vergiftigen | vergeven: vergeeve (Caberg), vergiftigen: vergiftige (Caberg) | Vergiftigen: door vergif doden (vergeven, vergiftigen). [N 84 (1981)] III-1-2 |
21412 | verhaal | vertelseltje: vertelselke (Caberg) | verhaal; aan wie heeft hij dat nieuwe - verteld [DC 03 (1934)] III-3-1 |
20533 | verhitten | warmen: wèrrəmə (Caberg) | verhitten; Hoe noemt U: Voedsel warm maken (loteren) [N 80 (1980)] III-2-3 |