e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095a plaats=Caberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
veel te wijde broek flodderbroek: flodderbrook (Caberg) broek, veel te wijde ~ [flodderboks] [N 23 (1964)] III-1-3
veelvraat doorjager: als met er mager bij blijft  doorjeeger (Caberg), slokker: slòkkər (Caberg), slokpans: nogal grof  slòkpàns (Caberg) veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)] III-2-3
veld, open land veld: ⁄t vèld (Caberg) veld, open land buiten de steden en dorpen, voor akkerbouw [pals] [N 81 (1980)] III-4-4
veldsla veldsalade: WBD/WLD  veldslaoi (Caberg) Veldsla; de onderste bladeren zijn spatel- of lepelvormig, de hogere langwerpig en spits, bloempjes zijn klein en bleekblauw (veldkrop, veldsla, muizenoortje, korensla, witmoes). [N 82 (1981)] I-7
venkel venkel: WBD/WLD  vinkel (Caberg) Venkel; een tweejarig of overblijvend kruid met een ronde gestreepte stengel, tot 1.50 m hoog; de bloemen zijn geel, de zaden langwerpig, geelgrijs en gegroefd; de gedroogde blaadjes of zaadjes worden als specerij gebruikt (venkel, vennekool, foele). [N 82 (1981)] I-7
verbeuzelen verdoen: z⁄nen tied verdoen met kletse (Caberg) zijn tijd met praten verbeuzelen [lameren] [N 87 (1981)] III-3-1
verbinden van een wonde verbinden: verbinde (Caberg), zwachtelen: zwachtele (Caberg) verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 84 (1981)] III-1-2
verbruien begaden: begaoje (Caberg), cf. VD s.v. "begaaien"; maar Ton heeft in III, 2.3. "begaden"dus moet ik het ook  begaoje (Caberg), niet vaardig krijgen: neetveerdig kriege (Caberg), verdestrueren: cf. Weijnen Etymologisch Dialectwoordenboek, p. 221 "vertesteweren, vertestewierden, verdisterwaaiern, verdisseleweren  vertesteleweere (Caberg), verkerven: verkerreve (Caberg), verknoeien: verknoeie (Caberg), verruneren: verrenneweere (Caberg) door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || er niet in slagen iets tot een goed einde te brengen, geen succes hebben [slip slaan] [N 85 (1981)] || zwaar in de fout gaan bij een handeling door hem niet of slecht uit te voeren [begaaien] [N 85 (1981)] III-1-4
verdacht rondlopen rondsluipen: roondsloepe (Caberg) Rondzwerven met kwaad in de zin (schuipen, rallen). [N 84 (1981)] III-1-2
verdachte zaak geen zuivere koffie: geine zuvere koffie (Caberg), niet katholiek: nit katteliek (Caberg), niet koosjer: nit kŏsjer (Caberg), niet pluis: neet ploes (Caberg) een verdachte zaak, een zaak waarvan vermoed wordt dat die niet helemaal pluis is [koetel] [N 85 (1981)] III-3-1