e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L250p plaats=Arcen

Overzicht

Gevonden: 2266
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zadelmaker haammaker: hāmmę̄kǝr (Arcen) Ambachtsman die zadels, paardetuig en ook ander leerwerk vervaardigt. [monogr.] II-10
zakdoek tasneuze: tesnŭse (Arcen), tesnŭze (Arcen), tassendoek: tessendook (Arcen) neusdoek [SGV (1914)] III-1-3
zalig zalig: zalig (Arcen) zalig [SGV (1914)] III-3-3
zand strooien strouwen: strawə (Arcen) Het strooien van wit zand op de vloer (strooien, strooiselen, opzanden) [N 79 (1979)] III-2-1
zand, zandgrond zand: zant (Arcen), zānt (Arcen) Zand is steenstof, een geologische formatie die uit losse, fijne korrels kwarts en glimmer bestaat. Zandgrond is de grondsoort die uit zand bestaat, en is lichte, niet zoʔn vruchtbare grond. Zavel bestaat voornamelijk uit zand met wat lichte klei. [N 27, 40; Wi 52; S 45; L 7, 61a; L 8, 103; N 11, 2f add.; N 18, add.; A 10, 4; Vld.; monogr.] I-8
zanglijster, lijster lijster: lĭĕster (Arcen) lijster [SGV (1914)] III-4-1
zaniken, zeuren zaniken: sanike (Arcen, ... ) zaniken [SGV (1914)] || zeuren [SGV (1914)] III-3-1
zeemlap zeemlap: zīəmlap (Arcen) zeemleren voorwerp waarmee de ruiten worden afgedroogd [DC 15 (1947)] III-2-1
zeep zeep: zeei deut den afwas nog altied met greun ziep (Arcen) Zeep. Ze doet de afwas nog altijd met goede zeep. [DC 35 (1963)] III-1-3
zeer kleine aardappelen smoortjes: smyrkǝs (Arcen) Naast de neutrale termen voor kleine aardappeltjes onderscheidt men de kwalitatief zeer goede kleine aardappelen die voor het poten worden gebruikt (vergelijk het lemma Pootgoed, Pootaardappelen) én de kwalitatief slechte, die als veevoeder worden verwerkt. Huiven is de plaatselijke benaming voor "knikkers". De vorm "burel" is te beschouwen als een variant van "budel" waaruit "boel" is ontstaan; zie onder "kleine boel". "Mussekoppen", een leenvertaling van "tête de moineau", betekent eigenlijk een kleine soort kolen, die als brandstof in huis wordt gebruikt. In L 292a werd de zegswijze opgegeven: "Hiej is ein österke verloren," of: "Hiej is ein österke kapot gegange". Het type "österke" staat hier voor "pater-nosterke", de rozenkrans; vergelijk ook de typen "osterkraaltjes" en "rozenkranskrallen". [N 12, 2 en 3; JG 1a; L 43, 8c; monogr.] I-5