31509 |
benzinesoldeerbout |
barthel-benzinebout:
bartǝl-bɛnzinbōts (Q121c Bleijerheide),
sievert-benzinebout:
sivǝrt˱ bɛnzinbōts (Q121c Bleijerheide)
|
Soldeerbout die wordt verwarmd door middel van een in de bout ingebouwde benzinebrander. Zie ook afb. 185. Volgens de invuller uit Q 121 werd de benzineloodbout speciaal gebruikt voor buiten- en dakwerk en voor goten. De bout kon niet uitwaaien omdat de brandstof door middel van een pomp onder druk werd gebracht. [N 33, 195b; N 64, 16b]
II-11
|
25054 |
bepaalde hoeveelheid |
schaar (hooi, koren):
sjoar (Q121c Bleijerheide),
tol:
zol (Q121c Bleijerheide)
|
bepaalde hoeveelheid
III-4-4
|
30190 |
bepleisteren |
klenen:
klęǝnǝ (Q121c Bleijerheide)
|
De gevlochten vulling van een vak of wand met leemspecie bestrijken. In L 320a gebeurde het 'bezetten' met leem, kalk en haren die door de kapper bijeengespaard waren. Het aanbrengen van de leem werd in Q 121 door de 'leemklener' ('lēmklęǝnǝr') gedaan, in Q 96a en Q 96c door de 'plakker' ('pl'kǝr'). Zie voor het woordtype '(be)klenen' ook RhWb IV, kol. 705 s.v. 'klennen ii': ø̄Lehm in die Gefachwand schmieren, plästern.ø̄ Het woordtype 'spervelen' (Q 30) is een afleiding van het woord 'spervel', de benaming voor een rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat dat wordt gebruikt bij het bepleisteren van muren. Zie ook het lemma 'Speciebord'. [S 21; L 1a-m; N 4A, 53h; N F, 56d; N 31, 45c; monogr.]
II-9
|
19540 |
berkenbezem |
rijzerbezem:
riezer-bessem (Q121c Bleijerheide),
rīzərbɛsəm (Q121c Bleijerheide)
|
bezem gemaakt van berketwijgjes (rijsbezem, berkenbezem, berkenboender) [N 20 (zj)] || bezem van berketakjes of heide
III-2-1
|
20522 |
beschimmeld |
beschimmeld:
D¯r vlaam is besjum¯meld
besjum’meld (Q121c Bleijerheide)
|
beschimmeld
III-2-3
|
20540 |
beschimmelen |
schimmelen:
sjum’mele (Q121c Bleijerheide),
verschimmelen:
versjum’mele (Q121c Bleijerheide)
|
beschimmelen || schimmelen
III-2-3
|
27947 |
beschot |
schaalhout:
šālhōts (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Eisden])
|
De wandbekleding van de mijngangen tussen de ondersteuningen. Deze bekleding bestaat uit een min of meer aaneengesloten reeks planken, schaalhout, knuppels of ijzeren platen. Het beschot dient om te beletten dat er stenen tussen de ondersteuningen vallen. [monogr.; N 95, 311; N 95, 415; N 95, 416; N 95, 331; Vwo 107; Vwo 119; Vwo 120; Vwo 696; Vwo 819; Vwo 824]
II-5
|
20790 |
beschuit |
beschuit:
besjütte (Q121c Bleijerheide),
besjüt’ (Q121c Bleijerheide)
|
beschuit || de beschuit [N 29 (1967)]
III-2-3
|
25631 |
beschuitdeeg |
beschuitedeeg:
bǝšøtǝdēx (Q121c Bleijerheide)
|
[N 29, 58]
II-1
|
25636 |
beschuitmes |
besehuitemes:
bǝšøtǝmɛts (Q121c Bleijerheide)
|
Mes dat gebruikt wordt bij het doormidden snijden van de beschuitbollen. [N 29, 62b]
II-1
|