e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

Gevonden: 4871
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
balein balein: berlieng (Bleijerheide), korsettenstang (<fr.): korsette-stang (Bleijerheide) balein uit het korset [N 25 (1964)] III-1-3
balkenbrij balkenbrij: bal’kebrij (Bleijerheide), panharst: pannas (Bleijerheide), pan’nas (Bleijerheide) balkenbrij || Balkenbrij (bombaalie?) [N 16 (1962)] III-2-3
balklaag, roostering balklaag: balǝklǫax (Bleijerheide), gebalk: jǝbɛlǝk (Bleijerheide) De gezamenlijke balken die op één verdieping gelegen zijn. Zij vormen de basis voor de vloer van de betreffende verdieping en de zoldering van de onderliggende verdieping. In L 210 werden de zolderribben geplaatst als de muren op plafondhoogte gemetseld waren. [N 54, 115a; monogr.] II-9
balkstuk sierklots: tsērklǫts (Bleijerheide) De, soms versierde, klos waarop de uiteinden van de balken van een zoldering rusten. [N 54, 119c] II-9
balletje bij het bikkelen bal: bal (Bleijerheide), kaats: kaatsj (Bleijerheide), kātsj (Bleijerheide) Het balletje of de knikker. [N R (1968)] III-3-2
balpartij voorvoet: vȳrvos (Bleijerheide) Het voorste gedeelte van de schoen wat betreft het loopvlak. [N 60, 167b] II-10
balpartij [wld ii.10, p. 7] voorvoet: vuurvoas (Bleijerheide), {balpartij}: balpartij (Bleijerheide) Het voorste gedeelte van de schoen wat betreft het loopvlak (balpartij? terd? tree? trap? tred?) [N 60 (1973)] III-1-3
baluster baluster: blǫnstǝr (Bleijerheide  [(meervoud: blǫnstǝrǝ)]  ) Spijl van een trapleuning. [N 55, 138; monogr.] II-9
band reep: rēf (Bleijerheide) In het algemeen de band die de houten duigen van een vat of kuip omspant en bijeenhoudt. De band is doorgaans van ijzer vervaardigd. Vroeger werden ook houten banden gebruikt. [A 19, 1a; monogr.] II-12
band, lint lint: lint (Bleijerheide) Lintvormig weefsel van katoen, linnen, fluweel enz. ter afboording, versiering of versteviging. [N 62, 58d; N 62, 58c; Gi 1.IV, 55; Gi 1.IV, 56; monogr.] II-7