e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

Gevonden: 4871
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beervoetigheid (het heeft/staat) bereklauw: bērǝklau̯ (Bleijerheide) Beervoetige stand, een afwijking, waarbij de kootas naar voren is gebroken door het achterwaarts doorzakken van de koot, zodat de vetlok met de bodem in aanraking komt. [JG 1a, 1b; N 8, 93b] I-9
beet, hap hap: Verklw. hepje Iech han zin óp e lekker hepsje  hap (Bleijerheide), moffel: Iech hü nog jinne móf¯fel jèse Dat is e appetietlieg muffelsje De mam hat ¯t broeëd i muffelsjer jesjneie  móf’fel (Bleijerheide) hap III-2-3
beetje bij beetje peu peu (fr.): peu a peu (Bleijerheide) beetje bij beetje III-4-4
beetje, een weinig beetje: bis-je (Bleijerheide), gedachte: jedan⁄ke (Bleijerheide), get: jet (Bleijerheide), idee: iedee⁄ (Bleijerheide), kiets: kiets (Bleijerheide), kwantje: kwent⁄sje (Bleijerheide), liefje: leef⁄je (Bleijerheide), poesje: puus-je (Bleijerheide), prietsje: prietsj-je (Bleijerheide), spiet: sjpiet (Bleijerheide), weinig, een -: win⁄nieg (Bleijerheide) beetje, een weinig || geringe hoeveelheid III-4-4
bef befje: befje (Bleijerheide) een bef [N 59 (1973)] III-1-3
begerig begehrlich (du.): bejier’lieg (Bleijerheide), gierig: cf. WNT IV, kol. 2297, s.v. gierig I) A) Begeerig, gretig, verlangend. Thans alleen in dichterlijke stijl en in samenstellingen  jie’rieg (Bleijerheide) begerig III-1-4
begin van de dienst aanvangschicht: āvankšix (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Uit de antwoorden blijkt dat men de woordtypen als "beginschicht" en "begin van de schicht" als synoniemen moet beschouwen. [N 95, 119; monogr.] II-5
beginnen met het werk (het werk) aanleggen: ālęǝgǝ (Bleijerheide) [N 60, 222e] II-10
beginnen te rijzen gaan: jēt (Bleijerheide) De informant van Q 121 merkt op dat dit "beginnen te rijzen" gebeurt van b.v. zondagavond tot 4 uur maandagmorgen. [N 29, 25a; monogr.] II-1
beginvoor, -voren aantrekvoor: ãktrɛ ̝k˲vūr (Bleijerheide) Naar gelang de ploegwijze en de soort van ploeg kan men de eerste voor of voren ofwel in het midden ofwel aan de zijkant(en) van de akker ploegen. In dit lemma zijn de termen verzameld die als benaming voor de beginvoren (of -voor) in het algemeen werden opgegeven of als zodanig konden worden uitgelegd. Dit laatste is het geval met het woordtype aanscheut, voorzover dat werd gegeven n.a.v. de vraag naar "rug, verhoogd middendeel" (JG 1a + 1b). Blijkens opgaven van dat type uit de beide andere bronnen beperkt deze term zich niet tot de beginvoren in het midden. Hij komt inhoudelijk overeen met aanslag, aanwerk, aantrek e.d. waarmee niet zozeer de eerste voor of voren als zodanig, als wel het ploegen daarvan, het aanvangswerk bedoeld wordt. Omgekeerd is het type rug, dat n.a.v. de vraag naar "de eerste voor die de boer ploegt" (N 11, 60), niet hier maar in het volgende lemma opgenomen. Het bij enkele plaatsen vermelde aantal voren heeft betrekking op de aanscheut die in het midden van de akker gemaakt is. Voor voor zie men het lemma ploegvoor. [JG 1a + 1b] I-1