e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

Gevonden: 4871
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bandgalerij bandstrek: bantštrɛk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Wilhelmina]) Galerij waarin het transport met behulp van een transportband plaatsvindt. Een bandgalerij kan zowel een aanvoer- als een afvoergalerij zijn (Lochtman pag. 58). [N 95, 376; monogr.] II-5
bandje om de kraag vast te zetten lommel: lummel (Bleijerheide) het bandje op de kraag dat diende om deze eventueel vast te zetten (lummel?) [N 59 (1973)] III-1-3
bandje over de mouw aan de onderkant lommel: lummel (Bleijerheide) een bandje over de mouw aan de onderkant (pat?) [N 59 (1973)] III-1-3
bandschort met borststuk helpenschortsel: helpe-sjotsel (Bleijerheide) schort met borststuk en schouderbanden [schortel, scholk, sjutsel] [N 24 (1964)] III-1-3
bandschuurmachine het grote schuurband: ǝt jrūǝs šūrbant (Bleijerheide) Stationaire machine waarmee hout glad wordt geschuurd. De bandschuurmachine bestaat uit een lange band schuurpapier die over twee schijven loopt en door middel van een schuurblok tegen het daaronder op een beweegbare schuurtafel liggende werkstuk wordt gedrukt. Een afzuiginstallatie zorgt tijdens het schuren voor de afvoer van het stof. Zie ook afb. 62. [N 53, 149a; monogr.] II-12
bang bang: bang (Bleijerheide), Doie bis inne bange tsiebbel: je bent een bangerik  bang (Bleijerheide) bang III-1-4
bangerik banget: ban’get (Bleijerheide), boksenbodem: bók’seboam (Bleijerheide), floepjanus: floep’janus (Bleijerheide), puimenzeiker: peu’mezeker (Bleijerheide) bangerd || bangerik III-1-4
bankbiljet papieren geld: papiere jeld (Bleijerheide), schein (du.): enne sjiēn (Bleijerheide) bankbiljet, banknoot, een ~ [briefke?] [N 21 (1963)] III-3-1
bankhaak bankhaak: baŋkhǫak (Bleijerheide), klemhaak: klɛmhǫak (Bleijerheide) Een rechte metalen staaf waaraan aan het ene einde onder een enigszins scherpe hoek een plat blad gesmeed is. De bankhaak wordt in het bankhaakgat geslagen en dient om houten delen op het werkbankblad vast te klemmen. Vgl. afb. 114. Zie ook het lemma ɛklemhaakɛ in Wld II.11, pag. 48-49.' [N 53, 210a; monogr.] II-12
bankhamer handhamer: haŋkhamǝr (Bleijerheide), vuisthamer: vūshamǝr (Bleijerheide) Kleinere hamer met vierkante of ronde kop en pen die door metaalbewerkers wordt gebruikt bij het bankwerk. Zie ook afb. 150a-c. [N 33, 56; N 33, 67; N 64, 39a; N 66, 6a; N 66, 7c; monogr.] II-11