e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288a plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
werk (zn.) werk: werrek (Ospel) werk (zn.): (Ik gebruik de auto niet veel). Ik voel me het lekkerste als ik geregeld naar mijn - loop. [DC 39 (1965)] III-3-1
werkbank snitselbank: snitsǝlba.ŋk (Ospel) In het algemeen de houten bank waaraan de timmerman het hout bewerkt. Dit type werkbank is doorgaans aan de voorzijde ter hoogte van één van de poten en soms ook aan de zijkant voorzien van een houten bankschroef. Zie ook afb. 113. [N 53, 208a; monogr.] II-12
werkbroek turksleren boks: tø̜rǝkslē̜rǝboks (Ospel) Bepaalde broek bij het steken van turf gebruikt. [I, 20] II-4
werken werken: wɛ.rəkə (Ospel) werken [RND] III-3-1
werpen van jongen jongen: jónge (Ospel), lammen: spec. van schapen of geiten gezegd  laame (Ospel) jongen (ww), werpen || werpen III-4-2
wervel knevel: knēvǝl (Ospel), vregel: vrø̄gǝl (Ospel), wervel: węrvǝl (Ospel) Blokje hout, dat draaibaar om een spijker op de kozijnstijl is aangebracht en dient om deuren van kastjes en schuurtjes gesloten te houden. In het gebied rond Weert werd het ook voor vensterluiken gebruikt. Zie ook 'Limburgs Idioticon', pag. 291, s.v. 'wölverke', het, ø̄Nachtslotje. 't Is de kantuitspraak van wervelke. Geh. St-Truiden.ø̄ [A 27, 32a-b; monogr.] II-9
wervelwind remouw: remouf (Ospel), wervelwind: wervelwindj (Ospel) Hoe noemt men een ronddraaiende wind, die stof en zand van de grond doet opwervelen of water als een zuil omhoogzuigt? [DC 30 (1958)] || wervelwind [hauwmauw, remouw, hauw, ow, mouwmeuke, windroes] [N 22 (1963)] III-4-4
wesp teetje: kleine soort wesp, die niet steekt  teetje (Ospel), wesp: weespe (Ospel), wésp (Ospel) wesp [DC 09 (1940)] || wesp, soort III-4-2
weten weten: wieëte (Ospel) weten III-1-4
wethouder, schepen wethouder: wethoujer (Ospel) het door de gemeenteraad gekozen lid van het dagelijks bestuur van een gemeente [wethouder, schepen] [N 90 (1982)] III-3-1