e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288a plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wormbulten angels: aŋǝls (Ospel) In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk ge√Ønfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.] I-11
wormsteek wormsteek: wôrremsteek (Ospel) wormstekig fruit I-7
wormstekig der zit de worm in: ± WLD  d’r zitj de worrem in (Ospel), vol wormsteek: voul wourmsteek (Ospel), wormsteek: wòrmsteek (Ospel, ... ), wormstekig: ± WLD  worremstaekig (Ospel) Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] || wormstekig ve appel [DC 23 (1953)] I-7, III-2-3
wortel (alg.) boks: ± WLD  boks (Ospel), wortel: wortels (Ospel) Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)] III-4-3
wortelenstamppot moerenmoes: moeëremoos (Ospel), moerenpotage: moeërepetaazie (Ospel) stamppot van veldwortelen (gele wortelen) en aardappelen III-2-3
wortelhals wortelkraag: wortelkraag (Ospel) De overgang tussen wortel en stengel bij een plant (hoofd, hals, kraag, wortelkraag, wortelhals, nek). [N 82 (1981)] III-4-3
wortelklomp van een struik stronk: stroŋk (Ospel) [N 27, 9c] I-8
wortels rooien lichten: lextǝ (Ospel) Dennenwortels met een hefboom uit de grond trekken. [N 27, 8c] I-8
worteltje hete moortjes: heitte meurekes (Ospel), hete pootjes: heitte pietjes (Ospel), mv.  heitepiekes (Ospel) De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)] || worteltje I-7
wrang wrang: wrang (Ospel, ... ) wrang [DC 26 (1954)] || Wrang is een besmettelijke uierontsteking van droogstaande weidedieren. De ziekte treedt op in de zomermaanden, meestal bij meer dieren tegelijk in een weide. Eén of meer uierkwartieren veretteren. Het zieke kwartier zwelt, voelt hard en warm aan en is zeer pijnlijk. Het uiervocht is dun en vloeibaar van een gele of grauwe kleur, meestal echter dik en bruinachtig. De oorzaak is de gewone etterbacterie. Niet altijd worden wrang en mastitis scherp van elkaar onderscheiden. [N 52, 6a; A 48A, 11a; monogr] I-11, III-2-3