e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288a plaats=Ospel

Overzicht

Gevonden: 3815
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zomen scheilatten: sxęjlatǝ (Ospel), zomen: zø̜̄jmǝ (Ospel), zø̜j.mǝ (Ospel) De drie of vier lange, dunne latten in het hekken die evenwijdig aan de roeden lopen. Zie ook afb. 38. [N O, 2b; A 42A, 64] || Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.] II-3, II-7
zon- en feestdagen feestdagen: fieëstdaag (Ospel) Zon- en feestdagen (ledige dagen) . [N 96C (1989)] III-3-3
zondag houden zondag houden: zonnig hojje (Ospel) De zondag houden/vieren/eerbiedigen/heiligen. [N 96D (1989)] III-3-3
zondag voor pinksteren rozenkranszondag: roeëzekranszondig (Ospel) De zondag vóór Pinksteren (Rozenzondag). [N 96C (1989)] III-3-3
zonde zonde: zunjt (Ospel) Een zonde [zund, zung]. [N 96D (1989)] III-3-3
zonnebloem (helianthus annuus l.) zonnekeern: zónnekaer (Ospel) zonnebloempit III-2-1
zonx zon: (meervoud: zonne; verkleinwoord: zunke).  zón (Ospel) zon III-4-4
zoom zoom: zǫw.m (Ospel) De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.] II-7
zoon jong: jong (Ospel, ... ), zoon: zoon (Ospel, ... ), zoôn (Ospel) (zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || zoon; de zoon van de smid is timmerman; volw. [DC 12a (1943)] || zoon; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
zout zout: zot (Ospel), Di-j aerpel zeen flink gezaote  zaot (Ospel) zout [DC 03 (1934)] III-2-3