e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288a plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weekbak weekbak: węjk˱bak (Ospel) Betonnen bak waarin de wissen geweekt worden. In Sint-Truiden (P 176) werden de wissen in een beek gezet om te weken, of drie maal per dag met water begoten. [N 40, 18; monogr.] II-12
weer naar het jaargetijde donkere dagen voor kerstmis: donker daag veur kōrstmis (Ospel), kroenekranenzomer: kroenekroenezomer (Ospel) weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
weerbarstig wars: waers (Ospel) obstinaat, tegen de draad in III-1-4
weerborstel wrede borstel: vriǝ bø̄rstǝl (Ospel) Harde, dikke en stijve stekelharen met een draaiing erin voor op de rug van het varken. [N 76, 13; N 28, 31] I-12
weerlichten weerlichten: waerleechte (Ospel), ’t wairleegtj (Ospel), ⁄t wairleegtj (Ospel) bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || bliksemen, weerlichten || weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] III-4-4
weerlichtx weerlicht: wairlichtj (Ospel), wéérleegtj (Ospel) bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4
weersgesteldheid weer: wèr (Ospel) weer [DC 03 (1934)] III-4-4
weesgegroet weesgegroet: weesgegroet (Ospel) Het gebed "Weesgegroet Maria", "Ave Maria", groetenis [jejruust zais(t) de Maria]. [N 96B (1989)] III-3-3
weg weg: wê.x (Ospel) weg [RND] III-3-1
weg langs de hoofdvaart paardsweg: pē̜rswē̜x (Ospel) [II, 97a; N 69, 26a] II-4