20306 |
stok of twijg om een kind te straffen |
baguette (fr.):
znd 23, 60c;
bagaitte (P117p Nieuwerkerken),
znd 23, 60c; "bij bestraffing
boiget (P050p Herk-de-Stad),
znd 23, 60c; cf. VD F-N s.v. "baguette"1. stokje (frapper avec une baguette; met een stok slaan)
bagget (P054p Spalbeek),
batsenslager:
NB. bats = bil
batseslaeger (L381p Echt/Gebroek),
dondergard:
Een gard, garde is géén stok maar een bosje rijshout ; hier wordt duidelijk naar "stok of twijg om iemand te straffen"verwezen en wordt daar opgenomen. "verouderd
dóndərgaat (P176p Sint-Truiden),
eind hout:
aend haolt (L210p Venray),
gard:
(Lange buigzame stok).
gad (Q113p Heerlen),
Een gard, garde is géén stok maar een bosje rijshout ; hier wordt duidelijk naar "stok of twijg om iemand te straffen"verwezen en wordt daar opgenomen.
gaod (Q078p Wellen),
gart (Q156p Borgloon),
geaat (Q253p Montzen),
gjaad (Q078p Wellen),
gjaat (P188p Hoepertingen, ...
P192p Voort),
gjad (Q093p Rosmeer),
gëart (Q001p Zonhoven),
Een gard, garde is géén stok maar een bosje rijshout ; hier wordt duidelijk naar "stok of twijg om iemand te straffen"verwezen en wordt daar opgenomen. Cf. WNT s.v. "gard - voorheen ook gaard, geerd"zie bij garde; cf. WNT s.v. "garde - voorheen ook gaarde, gerde en alsnog in Vl. België, geerde
gjaet (P055p Kermt),
znd 23, 60c;
gjaart (Q002p Hasselt),
gjaëd (Q078p Wellen),
znd 23, 60c; lange stijve stok
gjaot (P050p Herk-de-Stad),
geerd:
Een gard, garde is géén stok maar een bosje rijshout ; hier wordt duidelijk naar "stok of twijg om iemand te straffen"verwezen en wordt daar opgenomen.
geert (Q095p Maastricht),
geirt (L372p Maaseik),
géért (Q284p Eupen, ...
Q010p Opgrimbie,
Q012p Rekem),
gêêt (P179p Aalst-bij-St.-Truiden),
Een gard, garde is géén stok maar een bosje rijshout ; hier wordt duidelijk naar "stok of twijg om iemand te straffen"verwezen en wordt daar opgenomen. Cf. WNT s.v. "gard - voorheen ook gaard, geerd"zie bij garde; cf. WNT s.v. "garde - voorheen ook gaarde, gerde en alsnog in Vl. België, geerde
géért (L317p Bocholt),
znd 23, 60c; cf. Vd s.v. "II. gaard, gaarde"1. taai, recht waterwilghout in bossen, gebr. voor rijswerk; vgl. VD s.v. "gard, garde"; cf. VD s.v. "II geerde"; zie gard
gèèrd (L360p Bree),
gors:
(slaag geven met een goers = goersen; ook: wits cf. Genker Wb. s.v. "goers"= karwats
goers (L381p Echt/Gebroek),
znd 23, 60c;
goors (L362p Opitter),
gors (L316p Kaulille, ...
L368p Neeroeteren,
L362p Opitter),
gòrs (L367p Neerglabbeek, ...
L416p Opglabbeek),
górs (L355p Peer),
znd 23, 60c; cf. Tuerlinckx s.v. "gor"= hevige stok- of zweepslag en s.v. ""gorren"= met eene stok, eene zweep enz. slaan; zie ook Rheinisches Wörterbuch s.v. "Gorschen"= mit einem Stocke schlagen; cf. Wb. v.h. dialect van Bree en omgeving s.v. "gòrs"1. karwats, zweep
goers (L315p Kleine-Brogel),
gorsje:
znd 23, 60c;
gerskə (L362p Opitter),
gots:
goetsj (Q101p Valkenburg),
goĕts (Q112p Voerendaal),
gotsch (Q096b Itteren),
gotsj (Q015p Stein),
gŏĕtsj (Q207p Epen),
gôtsj (Q193p Gronsveld),
⁄n gôêtsch (Q098p Schimmert),
cf. Haspengouwsch Id. s.v. "gotsen"= slaan
goets (Q201p Wijlre),
gótsj (L432p Susteren),
znd 23, 60c;
gutch (Q259p Lontzen),
gutsj (Q278p Welkenraedt),
znd 23, 60c; = het echt oude woord
goetsj (Q188p Kanne),
gotsje:
goetsje (Q019p Beek),
gutschke (Q102p Amby),
gurt (du.):
cf. VD D.-N. s.v. "Gurt"(riem)?
gürd (Q034p Merkelbeek),
holz (du.):
o.
hō.ls (Q202p Eys),
houtje:
hölsje (Q095p Maastricht),
karwats:
znd 23, 60c;
karwatsj (Q196p Mheer),
kluppel:
kluppel (L297p Belfeld),
klöppel (L360p Bree),
klöppl (L333p Asenray/Maalbroek),
cf. WNT VII-2, kol. 4453, s.v. "kluppel
klŭppel (Q014p Urmond),
Een gard, garde is géén stok maar een bosje rijshout ; hier wordt duidelijk naar "stok of twijg om iemand te straffen"verwezen en wordt daar opgenomen.
kleppel (L368p Neeroeteren),
knuppel:
knöppel (L246p Horst),
kuul:
kuul (Q203p Gulpen, ...
Q032p Schinnen),
kŭŭl (Q117p Nieuwenhagen),
⁄ne kül (Q111p Klimmen),
cf. VD D.-N. s.v. "Keule
kŭŭl (Q113p Heerlen),
cf. VD D.-N. s.v. "Keule"1. knots, knuppel; cf. Weijnnen Etym.Wb. s.v. "kuul"= knuppel
kül (Q112p Voerendaal),
m. (stok).
k‧yl (Q202p Eys),
lat:
lat (L322p Haelen, ...
L329a Kapel-in-t-Zand,
L320b Kelpen,
K317p Leopoldsburg,
L267p Maasbree,
L267p Maasbree,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
L364p Meeuwen,
L265p Meijel,
L322a Nunhem,
L387p Posterholt,
L299p Reuver,
L329p Roermond,
L318b Tungelroy,
Q014p Urmond,
L271p Venlo,
Q001p Zonhoven),
làt (Q113p Heerlen, ...
Q117p Nieuwenhagen),
lát (L429p Guttecoven, ...
L271p Venlo),
mit de lat gaeve (ê) (L294p Neer),
van de lat gaeve (ê) (L294p Neer),
(dikker).
lat (Q117a Waubach),
vanne lat kreege = slaag van de lat krijgen
lat (Q002p Hasselt),
latje:
letjə (L329a Kapel-in-t-Zand),
letsje (Q095p Maastricht),
matrak:
Een gard, garde is géén stok maar een bosje rijshout ; hier wordt duidelijk naar "stok of twijg om iemand te straffen"verwezen en wordt daar opgenomen. Cf. VD s.v. "matrak"(gew.) knuppel, gummistok
matrak (K358p Beringen),
paplepel:
paplêpel (Q039p Hoensbroek),
piezel:
cf. VD s.v. "piezel"4. bullepees
eine piesel (Q098p Schimmert),
prengel:
m. cf. Weijnen Etym. Wb. s.v. "prengel"in de Limb. betekenis "bengel, knuppel
pr‧ɛŋəl (Q202p Eys),
regel:
regel (Q095p Maastricht),
remmel:
remmel (Q096p Bunde, ...
Q112p Voerendaal),
cf. Weijnen Etym. Wb. s.v. "remmelen"van hgd. "rammeln"; cf. WNT s.v. "rammel"(slaag cf. WNT s.v. "rammelen (II)"; cf. WNT s.v. "remmel (I)"2. (Limb.) knuppel, dikke stok (met verw. naar Jongeneel (1884) remmel, kluppel, kuus, dikke stok
römməl (L425p Grevenbicht/Papenhoven),
ook: "remmel
römmel (L381p Echt/Gebroek),
ook: "römmel
remmel (L381p Echt/Gebroek),
rijs:
znd 23, 60c; cf. VD s.v. "I. rijs"1. jong, dun takje; 2. takkenbos
ries (Q005p Zutendaal),
roe:
Een gard, garde is géén stok maar een bosje rijshout ; hier wordt duidelijk naar "stok of twijg om iemand te straffen"verwezen en wordt daar opgenomen.
rīē (Q089p Martenslinde),
znd 23, 60c;
roe-e (P184p Groot-Gelmen),
ruu (Q177p Millen),
roede:
rej (Q171p Vlijtingen),
roei (Q003p Genk),
roej (Q074p Kortessem),
Een gard, garde is géén stok maar een bosje rijshout ; hier wordt duidelijk naar "stok of twijg om iemand te straffen"verwezen en wordt daar opgenomen.
roei (Q168p s-Herenelderen),
rooj (L422p Lanklaar),
om iemand te straffen
rùj (K318p Beverlo),
van de roej krijgen = slaag krijgen
roej (Q001p Zonhoven),
znd 23, 60c;
reuj (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
roei (P120p Alken, ...
K318p Beverlo,
P197p Heers,
Q074p Kortessem,
Q168p s-Herenelderen,
K353p Tessenderlo,
Q080p Vliermaal,
Q183p Vreren,
Q078p Wellen),
rooi (K359p Koersel, ...
Q172p Vroenhoven),
rooj (P057p Kuringen),
rŏĕj (Q156p Borgloon, ...
K315p Oostham,
P176p Sint-Truiden),
rŭŭj (Q074p Kortessem),
réúj (Q002p Hasselt),
róój (L317p Bocholt, ...
Q095p Maastricht),
znd 23, 60c; cf. VD s.v. "roede, roe"1. rijs, twijg, m.n. als strafwerktuig, hetzij één alleen of een aantal tot een bosje samen gebonden; cf. WNT s.v. "roede -roe"(andere benaming: garde)
roei (K314p Kwaadmechelen),
znd 23, 60c;roei
roei (P050p Herk-de-Stad),
roef:
znd 23, 60c; cf. VD s.v. "II. roef"= "ter aanduiding van een geluid, veroorzaakt door een snelle beweging
roëf (K318p Beverlo),
rtchen (du.):
znd 23, 60c; cf. VD D-N s.v. "Rute"0.1 strafwerktuig (dim. moet zijn: Rütchen)
rŭŭtchə (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
schnalle (du.):
snaaj (L318b Tungelroy),
znd 23, 60c;
snaai (L368p Neeroeteren, ...
L420p Rotem),
znd 23, 60c; cf. VD D.-N. s.v. "Schnalle"; cf. Weijnen Etymologisch Wb. p. 187 s.v. "snal (riempje met gesp)
snaai (L315p Kleine-Brogel),
slappe wis:
znd 23, 60c;
slaappe wisch (Q093p Rosmeer),
smik:
sjmik (Q222p Vaals),
cf. Weijnen Etym. Wb. s.v. "smik, smek"zweep (Limb.)
sjmik (Q032b Sweikhuizen),
znd 23, 60c;
smik (Q088p Lanaken),
znd 23, 60c; cf. WNT s.v. "smikken"(met een zweep slaan zie de afl. "smik"= zweep
smik (L420p Rotem),
staak:
Een gard, garde is géén stok maar een bosje rijshout ; hier wordt duidelijk naar "stok of twijg om iemand te straffen"verwezen en wordt daar opgenomen.
staak (P179p Aalst-bij-St.-Truiden),
staaëk (Q078p Wellen),
stek:
ene sjtek (Q021p Geleen, ...
L432p Susteren),
ne stek (L292p Heythuysen),
schtek (Q035p Brunssum, ...
Q095p Maastricht),
sjtek (L300p Beesel, ...
L322p Haelen,
Q196p Mheer,
L433p Nieuwstadt,
L387p Posterholt,
L299p Reuver,
Q032p Schinnen,
Q032p Schinnen,
Q112z Ten-Esschen/Weustenrade,
Q108p Wijnandsrade),
sjtĕk (Q117p Nieuwenhagen),
sjtèk (Q027p Doenrade, ...
Q207p Epen,
Q113p Heerlen),
sjték (Q112p Voerendaal),
stek (Q095a Caberg, ...
Q202p Eys,
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen,
L321a Ittervoort,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
L265p Meijel,
Q197p Noorbeek,
Q033p Oirsbeek,
L371p Ophoven,
Q197a Terlinden,
L289p Weert),
stèk (P047p Loksbergen, ...
Q095p Maastricht,
L382p Montfort,
Q014p Urmond),
unne stek (Q094b Wolder/Oud-Vroenhoven),
ənə stèk (Q095p Maastricht),
⁄ne sjtek (Q111p Klimmen),
(indien onbewerkt).
stek (Q015p Stein),
(is niet buigzaam).
stek (L417p As),
(stok).
eine stek (L374p Thorn),
(voor stok).
stèk (L374p Thorn),
Een gard, garde is géén stok maar een bosje rijshout ; hier wordt duidelijk naar "stok of twijg om iemand te straffen"verwezen en wordt daar opgenomen.
stek (Q102p Amby, ...
Q093p Rosmeer),
stèk (L417p As),
m.
šteͅ.k (Q202p Eys),
znd 23, 60c;
sjték (Q278p Welkenraedt),
stek (P050p Herk-de-Stad, ...
Q154p Sint-Huibrechts-Hern,
P176p Sint-Truiden),
sték (Q172p Vroenhoven),
stekje:
sjtekske (Q203p Gulpen),
stok:
mit de stok kriege (L216p Oirlo),
stok (Q015p Stein),
stók (L265p Meijel),
Een gard, garde is géén stok maar een bosje rijshout ; hier wordt duidelijk naar "stok of twijg om iemand te straffen"verwezen en wordt daar opgenomen.
stok (K358p Beringen),
o.
štø.k (Q202p Eys),
znd 23, 60c;
stok (P050p Herk-de-Stad),
stokje:
znd 23, 60c;
stükske (L282p Achel),
talhout:
tálhōlt (L164p Gennep),
cf. WNT s.v. "talhout""dient wel als tuchtigingsmiddel
taeholt (L164p Gennep),
vits:
viets (Q121p Kerkrade, ...
Q197p Noorbeek,
Q197a Terlinden),
vĭĕts (Q112p Voerendaal),
(dun).
viets (Q117a Waubach),
(geen onderscheid tussen antwoord van vraag 34 en 35).
de viets (Q112b Ubachsberg),
vgl. "vitsen"= met een roede slaan
vits (Q002p Hasselt),
wis:
ene wis (L210p Venray),
wes (L424p Meeswijk, ...
P213p Niel-bij-St.-Truiden),
wis (K318p Beverlo, ...
L360p Bree,
Q095a Caberg,
Q086p Eigenbilzen,
Q077p Hoeselt,
P219p Jeuk,
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy,
Q171p Vlijtingen,
L289p Weert),
wîes (Q074p Kortessem),
wösj (Q034p Merkelbeek),
(is buigzaam).
wis (L417p As),
znd 23, 60c;
wes (Q002p Hasselt, ...
P050p Herk-de-Stad,
Q188p Kanne,
P051p Lummen),
wesj (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
wiejs (Q156p Borgloon),
wis (K318p Beverlo, ...
Q072p Beverst,
Q083p Bilzen,
L317p Bocholt,
Q071p Diepenbeek,
Q086p Eigenbilzen,
Q004p Gelieren/Bret,
Q003p Genk,
Q173p Genoelselderen,
L356p Grote-Brogel,
L366p Gruitrode,
P048p Halen,
Q094p Hees,
P050p Herk-de-Stad,
Q077p Hoeselt,
P219p Jeuk,
L316p Kaulille,
L315p Kleine-Brogel,
Q167p Koninksem,
Q074p Kortessem,
P118p Kozen,
Q088p Lanaken,
P046p Linkhout,
K278p Lommel,
Q180p Mal,
Q089p Martenslinde,
Q009p Mechelen-aan-de-Maas,
L424p Meeswijk,
L319p Molenbeersel,
Q082p Munsterbilzen,
L312p Neerpelt,
L312p Neerpelt,
L418p Niel-bij-As,
P117p Nieuwerkerken,
L314p Overpelt,
K357p Paal,
L355p Peer,
Q158p Riksingen,
L420p Rotem,
Q168p s-Herenelderen,
Q154p Sint-Huibrechts-Hern,
L313p Sint-Huibrechts-Lille,
P119p Sint-Lambrechts-Herk,
P176p Sint-Truiden,
P054p Spalbeek,
P058p Stevoort,
L423p Stokkem,
Q162p Tongeren,
Q172p Vroenhoven,
Q005p Zutendaal),
wisch (P218p Borlo, ...
L419p Elen,
Q090p Mopertingen,
L415p Opoeteren,
Q168p s-Herenelderen),
wisj (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
wīēs (Q071p Diepenbeek, ...
P057p Kuringen),
wusj (Q010p Opgrimbie),
wés (L416p Opglabbeek),
wîejəs (P195p Gutshoven),
znd 23, 60c; cf. WNT s.v. "wisch (I) - wis(se)"; cf. Vd s.v. "wis"teen, twijg
wis (L368p Neeroeteren),
wisje:
wiske (L353p Eksel),
znd 23, 60c;
weeskə (L286p Hamont),
wischke (L360p Bree),
wisekke (L312p Neerpelt, ...
L355p Peer),
wiske (K318p Beverlo, ...
K315p Oostham,
L314p Overpelt,
L313p Sint-Huibrechts-Lille,
P054p Spalbeek),
wisken (L282p Achel, ...
L352p Hechtel),
wusjke (Q012p Rekem),
wéskə (L355p Peer),
wits:
de wits (Q016p Lutterade),
ein wietsj (L382p Montfort),
wiets (L246p Horst, ...
Q032b Sweikhuizen,
L271p Venlo),
wits (L428p Born, ...
Q027p Doenrade,
L381p Echt/Gebroek,
L328p Heel,
L329a Kapel-in-t-Zand,
L267p Maasbree,
L382p Montfort,
L433p Nieuwstadt,
L322a Nunhem,
Q033p Oirsbeek,
L387p Posterholt,
L299p Reuver,
L329p Roermond,
Q015p Stein,
L331p Swalmen,
Q014p Urmond,
L386p Vlodrop),
wĭĕts (Q113p Heerlen),
⁄n wiets (L269p Blerick),
(jonge wilgetak).
wits (L330p Herten (bij Roermond)),
(twijg).
ein wits (L374p Thorn),
wiets (L271p Venlo),
(voor twijg).
wits (L374p Thorn),
wis?
wits (L381p Echt/Gebroek),
znd 23, 60c;
wits (L370p Kessenich, ...
L372p Maaseik,
L371p Ophoven),
witsje:
wietske (L298a Kesseleik),
witchke (Q096b Itteren),
witske (L332p Maasniel, ...
L329p Roermond),
znd 23, 60c;
witschke (Q020p Sittard),
zweep:
znd 23, 60c;
zweep (Q167p Koninksem, ...
L312p Neerpelt,
Q080p Vliermaal),
zwi-jəp (K358p Beringen),
zwiep (P057p Kuringen, ...
P058p Stevoort,
Q005p Zutendaal),
zwiewep (K359p Koersel),
zwieëp (K358p Beringen),
zwijp (Q154p Sint-Huibrechts-Hern),
zwip (Q001p Zonhoven),
zwiëp (K318p Beverlo),
zwîep (L312p Neerpelt),
znd 23, 60c; cf. VD s.v. "I. zwiep"(gew.) zweep
zwiep (K357p Paal),
zweepje:
znd 23, 60c;
zwiepke (P057p Kuringen, ...
Q196p Mheer),
zwiempje:
zjwiemke (Q193p Gronsveld),
cf. Weijnen Etym. Wb. s.v. "zwiemke"(veerkrachtige twijg)
zjwiemkə (Q095p Maastricht)
|
dikke stok of tak om te slaan || een stok of twijg om een kind te straffen [lat] [N 87 (1981)] || gard [SGV (1914)] || gard (stok) [ZND 01 (1922)] || lat || roede (wis) || roede, stok || roede, wis || stok of twijg om iemand te straffen [ZND 23 (1937)] || stokje of plankje voor het straffen van kinderen || tuchtroede || tutchtroede || wilgetakje om slaag mee te geven || wilgetakje om slaag te geven || wis, roede || wis, twijg, rijs (om te straffen)
III-2-2
|