e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
troggelen aarzelen:   troggele (Heel), cf. Schuermans p. 750, s.v. "truffelen, trukkelen"en p. 748 s.v. "troggelen, trochelen en ook trachelen"(Weil.): allemaal talmen, druetelen etc. "verwant met trekken, treuzelen, trutselen  tròggele (Horn), afdingen: ps. omgespeld volgens Frings.  tregələ (Gelieren/Bret, ... ), aftroggelen:   troachele (Heek), trochele (Stevensweert), troegele (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), troggele (Afferden, ... ), troggələ (Swalmen), trooggelen (Sint-Odiliënberg), trŏĕchele (Buggenum), truggele (Sint-Pieter), trŭggele (Herten (bij Roermond)), tröggelen (Oirlo), bedriegen:   truggele (Sint-Truiden), de kaarten steken:   truggele (Jeuk), doorslaan:   trǫgǝlǝ (Weert), een list gebruiken:   truggele (Jeuk), een pak slaag geven:   traochele (Klimmen), onderhandelen: ps. omgespeld volgens Frings.  trøgələ (Oud-Waterschei), rijgen:   troagǝlǝ (Valkenburg), troggelen (Epen), trogǝlǝ (Genk, ... ), truagǝlǝ (Horn), truǝgǝlǝ (Bilzen), trø̜gǝlǝ (Noorbeek), trōŋǝlǝ (Bree), trǫgǝlǝ (Hamont, ... ), trǭgǝlǝ (Amby, ... ), trǭgǝlǝn (Elen), sjacheren: [Sjacheren]  trugele (Hoeselt), slenteren:   tregələ (Opglabbeek), (truggelen)  trøgələn (Houthalen), stuntelen:   truggele (Altweert, ... ), cf. WNT XVII-2 kol. 3077 s.v. "troggelen"5. aarzelen, talmen langzaam werken, sukkelen  truggele (Altweerterheide), tornen:   troagǝlǝ (Spaubeek), trekken en talmen: ps. omgespeld volgens Frings.  tregələ (Spalbeek), trøgələ (Diepenbeek, ... ), trøgəl’n (Diepenbeek), treuzelen:   dijj jongen kan truggelen (Houthalen), troekelle (Maaseik), troekgele (Beegden), troggele (Helden/Everlo, ... ), troggelen (Elen), trokkelen (Haler, ... ), truggele (Lottum, ... ), truggelen (Helchteren), trugkkələ (Beesel), trukkele (Belfeld, ... ), trŭggele (Swolgen), trógkele (Heel), trükkele (Maaseik), (kk = g ?t fransche) (gant")  trukkele (Velden), Opm. zachte ks.  trókkele (Hunsel), vals spelen:   troggelen (Jeuk), NB truggeleer: bedrieger.  truggele (Sint-Truiden) II-7, III-1-2, III-1-4, III-3-1, III-3-2