22310 |
spiertsbus |
proppenschieter:
Zie beschrijving: fliertsbus. [Deze is gemaakt van vlierenhout. Uit een recht stuk van ± 25 cm en tenminste 2 cm in doorsnede, wordt de mergkern verwijderd. Daarin moet een passende pin of op maat gemaakt stokje gestoken worden. Aan de voorzijde wordt een propje papier gestopt, dat eerst flink gekauwd is en daardoor vast wordt. Een tweede soortgelijke prop wordt nu aan de achterzijde ingebracht en dan met de stamper naar binnen bewogen. Hierdoor wordt de lucht tussen de twee propjes samengeperst. Dit heeft tot gevolg, dat het voorste propje er, al of niet met een flinke kracht en plof, uit schiet. Wanneer de fliertsbus-tied voorbij is, kan men aan de voorkant een knoop bevestigen met fijne gaatjes. De stamper wordt dan met garen omwonden, zodat deze zwaar passend in de mergholte gaat. De holte wordt nu met water gevuld en als men de stamper naar voren beweegt, krijgt men een spiertsbus.]
spiertsbus (L210p Venray)
III-3-2
|
|
24993 |
spiertsen |
spatten:
spiertse (L215p Blitterswijck, ...
L209p Merselo,
L245b Tienray),
spiertsen (Q096p Bunde),
spĭĕrtsə (L164p Gennep, ...
L265p Meijel),
(van rijpe vruchten).
spierze (L216p Oirlo),
spuiten:
spiertse (L217p Meerlo),
spĭĕrtsə (L164p Gennep),
(fijne straal).
spiertse (L210p Venray)
III-4-4
|
|
24410 |
spies |
gewei van een hert:
spies (L217p Meerlo)
III-4-2
|
|
30256 |
spiesponning |
kalksponning, kalkgroef:
špišpǫneŋ (L387p Posterholt)
II-9
|
|
26239 |
spiesteunen |
kruisarmen:
spiesteunen (L250p Arcen, ...
L192p Bergen,
L268p Velden)
II-3
|
|
26360 |
spiesuçon |
spie:
spisǝsoŋ (Q095p Maastricht)
II-7
|
|
25053 |
spiet |
beetje, een weinig:
sjpiet (Q121c Bleijerheide, ...
Q121a Chèvremont,
Q121d Haanrade,
Q121e Kaalheide/Onderspekholz,
Q121p Kerkrade,
Q121b Spekholzerheide),
(oorspr.: halm, spriet).
sjpiet (Q111p Klimmen),
korrel, maat van 0,1 gram:
sjpĭĕt (Q113p Heerlen)
III-4-4
|
|
25053 |
spietje |
beetje, een weinig:
(korte heldere i).
sjpietje (Q113p Heerlen),
okselstuk:
spikǝ (L289p Weert),
peg:
spikǝ (K318p Berverlo),
sluitriem:
spikǝ (K353p Tessenderlo),
spie:
spai̯kǝ (K357p Paal),
spikǝ (L381p Echt, ...
Q009p Maasmechelen
[(kleinere spie die soms naast de kijl wordt gestoken)]
,
L382p Montfort),
spī.kǝ (P222p Opheers),
špikǝ (L330p Herten),
špīkǝ (L426z Holtum),
stelmechanismen aan de ploeg:
spikǝ (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
wasknijper:
spiekes (K357p Paal),
spikəns (K314p Kwaadmechelen),
spikəs (Q243p Herstappe, ...
L368p Neeroeteren,
P176p Sint-Truiden,
P176p Sint-Truiden),
spīkəs (K318p Beverlo),
spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)
spieke (K318p Beverlo, ...
K318p Beverlo)
I-1, I-10, I-3, II-12, II-7, III-2-1, III-4-4
|
|
27425 |
spietje/spijtje |
wig:
spikǝ (L364p Meeuwen)
II-9
|
|
28535 |
spietjes |
bijenkleed:
spikǝs (Q003p Genk)
II-6
|
|