e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
te gegeten indigestie (hebben):   toe ge èten (Meijel) III-1-2
te goed goedheid: ook materiaal znd 24, 20  dat is veilst te goed (Vlijtingen), da’s te guut (Rosmeer), gə zijt veul te goed (Hechtel), ich bés vél te gut (Rosmeer), te gōt (Neerglabbeek), tee goet zin (Stevoort), veul te goewd (Achel), viel te goejd (Hasselt), vèl te goot (Niel-bij-As), ook materiaal znd 24, 20 goedheid wordt omschreven  gə zit tə gūt (Hamont), goedzak:   te goed (Tienray) III-1-4
te goed leggen inkuipen:   tǝ guj lɛgǝ (Beverst, ... ) II-1
te goed luisteren goed luisteren:   te goei leustəre (Heers) III-1-1
te goed strouwen strooisel keren:   tǝ goi̯ strōǝ (Heusden) I-11
te goedhartig goedheid: ook materiaal znd 24, 20  te gūthattig (Schulen) III-1-4
te goei rollen aftrekken, uitwinnen:   te goei rollen (Rummen) I-4
te goei wat meegeven uitschelden:   te goei wa meegeven (Kwaadmechelen) III-3-1
te grauwe bloem met een bepaalde kleur:   tǝ grǭwǝ blōm (Herten) II-1
te grazen nemen afzetten:   te graze numme (Nieuwstadt) III-3-1