e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
wat een geluk dood (adj. schertsend bedoeld: znd 23, 022b;  waddə gəlök (Lanaken) III-2-2
wat een gewemel en een geschroffel op de bank heen en weer schuiven:   wat e gewiemel en en geschroefel oppe bank (Peer) III-1-2
wat een wind winderig weer:   wat inne wink! (Heerlerbaan/Kaumer), wə ennə wintj (Meijel) III-4-4
wat gaan liggen middagdutje doen (b):   hië gie wa lîge (Hasselt), ich goan mig wa le͂ggen (Ulbeek) III-1-2
wat gezopen wordt drank:   waat gezope weurjt (Thorn) III-2-3
wat hebben tegen haten:   waat hebbe trieege (Weert, ... ) III-3-1
wat het moet zijn nauwgezet; nauwgezet persoon:   dàd iz ənə màn wàjt mŏĕjt sĭĕn (Tongeren) III-1-4
wat hierna komt hiernamaals:   waat hi-jnoa kimt (Bree) III-3-3
wat hij moet plicht:   hij doet wat hij moet (Gorsem), hè deit wat er moot (Neeroeteren), hè dud wo tēr moet (Bilzen) III-1-4
wat hij moet doen plicht:   e dut waot er moet dun (Hoepertingen), hai deet wat hai moet doeën (Genk), he doet wat hi moat doan (Dilsen), hij doe wa hij moət doen (Tessenderlo), hij duut wat ter mot doen (Houthalen), hij duut wet ie moet doen (Neerpelt), həi du:t wat ər mo:t doən (Beringen), iə døt watər dun møt (Hasselt) III-1-4