e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
winterbotter botersoorten:   wentǝrbotǝr (Sint-Truiden  [(boter van koeien terwijl ze in de winter op stal staan)]  ) I-11
winterbroek lange onderbroek?:   winterbruk (Eigenbilzen) III-1-3
winterbult hoop grauwe turf:   wentǝrbølt (Meterik) II-4
winterdas dikke wollen sjaal:   winter das (Tegelen), winterdas (Boekend), wintjerdas (Weert) III-1-3
winterdingen winterkleren:   twintərdiŋə (Paal), wentərdeŋə (Beringen), wentərdiŋə (Zelem), wintərdiŋə (Beringen), ’wĕntərdĕŋə (Boekt/Heikant) III-1-3
wintereendje taling:   wintjeraentje (Melick), wintjeraentjes (Nederweert) III-4-1
winteren vriezenx:   wintjere (Ell, ... ), ’t wintert (Velden), Aanvulling op laatste pagina, na vraag 54: St. Andris hoeg water of helle vris. Enne rink um de zôn binne 3 daag water in de tôn. 11, 12 en 13 mei zien de iesheilige = kans op nachtvorst.  ’t wintert (Velden) III-4-4
winterflier muurbloem: mooRbloom*  wi:ntərfli:R (America) III-4-3
winterfrak overjas (alg.):   wi̯ntərfrak (Tessenderlo) III-1-3
wintergarst brouwgraan:   węntǝrgast (Kerkom) II-2