e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
meteenakkeren bijeenploegen:   męt˱ei̯.n[akkeren] (Tongeren), męt˱ē.n[akkeren] (Henis, ... ), męt˱ęi̯n[akkeren] (Koninksem) I-1
meteenbinden hok opbinden:   mędē̜nbęnǝ (Val-Meer) I-4
meteendoen reinigen (van de hokken):   metein doen (Tongeren), samenspannen:   dēi twi dūn meͅt ēͅ (Kanne) III-3-1, III-3-2
meteenfoetelen samenspannen:   dij twee foetələ met ee (Martenslinde) III-3-1
meteenhouden bijeenhouden, bijhouden:   he hilt ze metēn (Bilzen), hēͅ[a} hylteͅt met ein (Koninksem), hēͅjə hö:lt ət meͅt ēn (Riksingen), samenspannen:   dai twē hātə medēͅn (Genoelselderen), dāi tweͅi hāgə meͅdēn (Bilzen), dei haaiwen mehein (Lanaken), dei twee hagen met êên (Mopertingen), dei twee hagen meəēēn (Eigenbilzen), dei twee hawen met ee (Vroenhoven), dei twē hāgə metê (Zichen-Zussen-Bolder), deij haawe mèt ee (Vroenhoven), deî twee hoäge met ein (Koninksem), dēi twi hawə meͅt ēͅ (Kanne), dij hoiwe mètèen (Rutten), dij twee aten met een (Rijkhoven), dijj twee hatte metee (Zichen-Zussen-Bolder), mit ee hòte (Schaesberg), houden meteen  deî twie haawe met ee (Vroenhoven), met: e als Franse est  daai twee hāte met ēn (Genoelselderen) III-3-1
meteenkeren dorsvloer keren:   mędęi̯.nkē̜rǝ (s-Herenelderen), vegen, keren:   mëtèinkàrë (Tongeren) I-4, III-2-1
meteenreken achtergebleven hooi harken:   mędē̜nrɛ̄kǝ (Val-Meer), afkammen:   mędēnrɛ̄kǝ (Val-Meer) I-3, I-4
meteenscharren hooi harken:   mǝtē.nšārǝ (Rutten), nascharren, naoogsten:   mętē̜i̯nšārǝ (Tongeren), op hopen zetten:   mętē̜i̯nšārǝ (Tongeren) I-3, I-4
meteenspannen matsen:   met ee spanne (Veldwezelt), samenspannen:   dei spannen mehein (Lanaken), dei twee spannen met een (Riksingen), twe: e hoog  dajtwespanəmedēn (Martenslinde) III-3-1, III-3-2
meteenspelen matsen:   mèteen spiële (Bilzen), mèteespiële (Bilzen), mètéén spjùlle (Eigenbilzen) III-3-2