| 25547 |
moeldedeksel |
deksel van de baktrog:
mōljǝndęksǝl (Q018p Geulle)
II-1
|
|
| 25550 |
moeldegeschrap |
krabsel:
muljgǝšrap (Q028p Jabeek)
II-1
|
|
| 20334 |
moeldegeschrapsel |
jongste kind:
zie bij WNT s.v. "moel (I)"de diverse (gew.) vormen (o.a. "moelde"en "moele"cf. WNT s.v. "schrapen", s.v. "schrappen"en s.v. "schrabben"; cf. VD s.v. II. "moel"kneedtrog
mooldegesjrapsel (Q193p Gronsveld),
krabsel:
muljgǝšrapsǝl (Q030p Schinveld)
II-1, III-2-2
|
|
| 25551 |
moeldeschupje |
deegkrabber:
mōljsxøpkǝ (L372p Maaseik)
II-1
|
|
| 24344 |
moelejan |
hoofdluis:
idiosyncr. Additie bij vraag 20: "ouw moek"wordt gebruikt als scheldwoord voor veel-prater (moelejan)
(moelejan) (Q121c Bleijerheide)
III-4-2
|
|
| 17709 |
moelen maken met de vot |
een wind laten:
moele make met de vot (L381p Echt/Gebroek)
III-1-1
|
|
| 20334 |
moelgeschraps |
jongste kind:
als het laatste kind bv. 5 of 6 jaar na het vóórlaatste kind geboren wordt
moeljgeschreps (Q032p Schinnen),
het jongste kind; een moel is een houten bak op poten (baktrog) waarin de bakdeeg wordt klaargemaakt. Wat aan de handen blijft hangen, wordt afgeschrapt (t laatste deeg)
ət mulgəšraps (Q038p Amstenrade),
voor het jongste kind - een nakomertje: -; dit is het samengeschraapte deeg uit de deegtrog
moljgəzraps (Q035p Brunssum),
voor het jongste kind uit een groot gezin de uitdrukking: -; dit zijn bij elkaar geschraapte resten deeg uit de "moel"de mengtrog voor het brooddeeg; zie bij WNT s.v. "moel (I)"de diverse (gew.) vormen (o.a. "moelde"en "moele")
mŏĕllegesjreps (Q101p Valkenburg)
III-2-2
|
|
| 25546 |
moelie |
baktrog:
mōli (L370p Kessenich),
mōlī (L375p Wessem),
slappe koffie:
moelie (L159a Middelaar)
II-1, III-2-3
|
|
| 25537 |
moelje |
baktrog waarin bloem bewaard wordt:
muljǝ (Q187a Heugem, ...
Q095p Maastricht)
II-1
|
|
| 29812 |
moelkrabbe |
kloostermop:
mulkrabǝ (L289p Weert)
II-8
|
|