25174 |
wisselvallig weer |
t weer staat te luimen]:
brunkwiər (P048p Halen)
|
niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
witte ster:
wetǝ stɛ̄r (P048p Halen)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
34538 |
wit van het ei |
eiwit:
ɛ̄wet (P048p Halen)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
33479 |
witte aalbes |
witte beren:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
witte beer (P048p Halen)
|
witte aalbes [ZND 01 (1922)]
I-7
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
platte kaas:
Syst. Frings
platə kīs (P048p Halen)
|
Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18178 |
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen |
kornet (<fr.):
kərneͅt (P048p Halen),
kroezel:
kruzəl (P048p Halen)
|
muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20654 |
witte kool |
witte kool:
wetə kyələ (P048p Halen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
18633 |
witte muts met een strik onder de kin |
kornet (<fr.):
kərneͅt (P048p Halen)
|
mutsje, witte ~ dat met een strik onder de kin wordt vastgeknoopt [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18618 |
witte muts met fijne plooien en een afhangend strookje |
kornet (<fr.):
kərneͅt (P048p Halen),
kornetje (<fr.):
korneͅtšə (P048p Halen),
slaapkoof:
slo͂ͅpkuwəf (P048p Halen)
|
muts, witte ~ met fijne plooien om het voorhoofd en een afhangend strookje van achteren {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18656 |
witte muts met linten |
koof:
kuwəf (P048p Halen)
|
muts, witte ~ met linten {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|