17980 |
ziekte |
ziekte:
zektə (P048p Halen)
|
ziekte [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
17783 |
zien, kijken |
kijken:
kèke (P048p Halen, ...
P048p Halen),
zien:
zīn (P048p Halen)
|
kijken [ZND 25 (1937)] || zien [RND]
III-1-1
|
17644 |
zijde |
zij:
zēͅ (P048p Halen),
zij(de):
zē̜ (P048p Halen)
|
Hij heeft pijn in zijn zijde. [ZND 08 (1925)] || Natuurprodukt dat wordt verkregen bij het afwikkelen van de cocons waarmee het zijderupsje zich omhult totdat het zich ontpopt tot vlinder (Morand, pag. 58). Het is de grondstof voor weefsels. [N 62, 79a; N 62, 75c; N 59, 201; L 8, 117; MW; monogr.]
II-7, III-1-1
|
20937 |
zijde spek |
zij:
zēͅ (P048p Halen)
|
zijde spek [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
18680 |
zijden omslagdoek |
foulard (fr.):
flār (P048p Halen, ...
P048p Halen)
|
omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34580 |
zijladder |
leren:
līrǝ (P048p Halen)
|
Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.]
I-13
|
18360 |
zijspleet in de overrok |
slip:
sləp (P048p Halen)
|
zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
27824 |
zijwand |
sponnen:
spǫnǝ (P048p Halen)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
24851 |
zijwortel |
dwarse wortel:
dweͅse wətəl (P048p Halen),
wortels:
(m.).
wətəls (P048p Halen)
|
(dwars)wortels van een boom [N 27 (1965)]
III-4-3
|
21625 |
zilveren één frank |
frank:
ps. invuller heeft hierbij geen fonetische notering gegeven.
frank (P048p Halen),
ps. omgespeld volgens Frings.
enə fraŋ (P048p Halen)
|
1 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)]
III-3-1
|