31805 |
zaagspaan |
schalm:
sxalm (L210p Venray)
|
Stukje hout dat aan het uiteinde van een plank of balk blijft hangen, nadat die dwars op de houtvezelrichting is doorgezaagd. [N 50, 91b; monogr.]
II-12
|
31749 |
zaagtand |
zaagtand:
zāxtãnt (L210p Venray)
|
Elk van de scherpe, schuingevijlde punten van een zaagblad. De zaagtanden verschillen in grootte en vorm al naar gelang het gebruik van de zaag. Een zaagblad met grote, lange tanden wordt gebruikt voor zacht hout en voor grof werk; een zaagblad met kleinere tanden is meer geschikt voor hardere houtsoorten en fijn werk. [N 50, 35a; N 53, 2c; N 53, 30a; N 75, 117a; monogr.]
II-12
|
31388 |
zaagvijl |
zaagvijl:
zāx˲vil (L210p Venray)
|
De, meestal driekantige vijl waarmee de zaagtanden na het zetten scherp worden gevijld. Zie ook het lemma ɛzaagvijlɛ in wld II.11, pag. 73.' [N 50, 37d; N 53, 26a; monogr.]
II-12
|
32996 |
zaaien |
zaaien:
zɛ̄i̯ǝ (L210p Venray)
|
[N 15, 1a; JG 1a, 1b; A 2, 70; L A2, 234; L 8, 102; L 24, 6a; S 45; Wi 40; RND 111; monogr.]
I-4
|
32998 |
zaaitijd |
zaaitijd:
zɛ̄i̯tit (L210p Venray)
|
De tijd waarin gezaaid werd. Daar waar de j-klank in het woord zaaien in het westen van Belgisch Limburg, waar het vocalisme van ''zaaien'' en ''zaden'' samenvalt, ontbreekt, is niet altijd uit te maken of het eerste lid ''zaai-'', dan wel ''zaad-'' is; zie het lemma ''zaaien'' (2.1). De volgorde van de ''zaai-''varianten is die zoals in het lemma ''zaaien'' (2.1) [N M, 21; Wi 18; monogr.]
I-4
|
21783 |
zaak |
zaak:
zaak (L210p Venray)
|
inrichting voor de uitoefening van een bepaalde tak van industrie, handel, enz. [bedrijf, zaak, gedoente, doen, gedoe, gedoendel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33834 |
zaalrug |
zaalrug:
zālrøx (L210p Venray)
|
Zwak ingebogen of doorgezakte rug bij een paard, dat wellicht te vroeg werd ingespannen. [N 8, 12 en 90q]
I-9
|
25227 |
zacht winterweer |
open (weer):
o.pə wɛ:r (L210p Venray),
open (L210p Venray)
|
zacht winterweer [open, wak] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18992 |
zachtaardig |
kalm:
opmerking mar.: vraagstelling is niet helemaal correct; er is een verschil tussen "zacht van geaardheid"(zachtaardig) en "niet heftig of opvliegend"(zachtzinnig)
kalm (L210p Venray)
|
zacht van geaardheid, niet heftig of opvliegend [week, zachtzinnig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
31147 |
zadelmaker |
haammaker:
hāmmę̄kǝr (L210p Venray)
|
Ambachtsman die zadels, paardetuig en ook ander leerwerk vervaardigt. [monogr.]
II-10
|