e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L210p plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijbeuk zijbeuk: ziejbeuk (Venray), ziejbeuke (Venray), zijschip: zieschepe (Venray), zieschepen (Venray) De beide zijruimten, links en rechts van het middenschip [zijbeuken?]. [N 96A (1989)] III-3-3
zijde zij: pien ien de zie (Venray), pien ien de ziej (Venray), pien in de zie (Venray, ... ), zie (Venray), ziej (Venray) zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)] || Zijde, flank: de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup (zijde, lank, flank) [N 84 (1981)] III-1-1
zijkapel zijaltaar: ziejaltaor (Venray) Elk van beide zijkapellen van een kruiskerk. [N 96A (1989)] III-3-3
zijn neus snuiten snuiten: snuute (Venray) snuiten: zijn neus snuiten [sneuve, snutte] [N 10a (1961)] III-1-2
zijn tevredenheid betuigen ergens in groeien: ergens in gruien (Venray), groeien: cf. VD s.v. "groeien"1. (oneig.) ergens in groeien = zich erin verkneukelen, zich verheugen in  gräöie (Venray), stuiten: stuute (Venray), stuutte (Venray) genoegen hebben om het geluk van iemand anders [ergens in gruien, grunselen] [N 85 (1981)] || zijn tevredenheid betuigen, zijn tevredenheid kenbaar maken [stuiten] [N 85 (1981)] III-1-4
zijn woede luchten uitrazen: uutraoze (Venray) zijn woede proberen kwijt te raken door iets te doen of te zeggen [N 85 (1981)] III-1-4
zijpad zijpad: ziejpad (Venray, ... ), ziepad (Venray), ziepei (Venray) Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3
zijtak zijtak: Veldeke 1979, nr. 1  zie-ták (Venray), WLD  zietak (Venray) Een zijtak (uittak, bezijden tak). [N 82 (1981)] || Een zijtak (uittak, bezijden tak. [N 82 (1981)] III-4-3
zijwand bredden: bretǝr (Venray) Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.] I-13
zil, maat van 2500 m2 of kwart bunder bunder: (= 10.000 vierkante meter).  boender (Venray) de maat die een oppervlakte aangeeft van 2500 vierkante meter, dat is 1/4 bunder (=10.000 vierkante meter) [zil] [N 91 (1982)] III-4-4