18864 |
zich kwaad maken |
uit de slof schieten:
uut de slof schīēte (L210p Venray),
zich opdraaien:
zich òpdraeie (L210p Venray)
|
zich kwaad maken [zich opruien, zich optoornen, uit zijn korf schieten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17974 |
zich niet lekker voelen |
niet goed zijn:
nie gōēd zien (L210p Venray, ...
L210p Venray),
zich beroerd voelen:
zich beroerd vule (L210p Venray),
zich niet goed voelen:
zich nie goed vule (L210p Venray)
|
Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)] || Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33844 |
zich over de rug wentelen |
(zich) wentelen:
wɛntǝlǝ (L210p Venray)
|
Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69]
I-9
|
21949 |
zich rechtop houden en de krop laten opzwellen (baltsverschijnsel) |
drijven:
drīēve (L210p Venray)
|
Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: zich rechtop houden en de krop laten opzwellen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18982 |
zich schamen |
zich generen:
zich zjenīēere (L210p Venray),
zich schamen:
zich schame (L210p Venray)
|
zich verlegen of onbehaaglijk voelen tengevolge van het besef dat men iets doet of gedaan heeft dat tot oneer of spot strekt, of daar getuige van zijn [zich generen, schieten, sieneren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19247 |
zich vergissen |
abuis hebben:
abuus hebbe (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
het mis hebben, zich vergissen [abuis hebben, zijn eigen misgissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18201 |
zich verkleden |
omtrekken:
umtrekke (L210p Venray)
|
Hoe zegt men in uw dialekt zich verkleden, andere kleren aandoen, om b.v. in de tuin te gaan werken? Ik moet me even... [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
18991 |
zich verkneuteren |
schik in uw eigen hebben:
schik ien òw aege hebbe (L210p Venray)
|
zich in zijn eentje vrolijk of blij maken [kaoieren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18819 |
zich vervelen |
neutelig zijn:
cf. Weijnen Et..Dialectwb. p. 135 s.v. "neutelek, neudelek"knorrig, dreinerig, boos, pijnlijk; cf. s.v."neutelen"talmen, zich met beuzelingen bezighouden; ; cf. WNT IX, kol. 1911 s.v. "neutelen - neuteren"Aanm. Gew. bestaat een woord "neutelig"knorrig, slecht gehumeurd
nuūëtelig zien (L210p Venray),
vervelen:
vervēele (L210p Venray),
zich vervelen:
zich vervêele (L210p Venray)
|
de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)] || niet weten wat te doen en daardoor onaangenaam gestemd zijn [moe worden, ruiteren, zich vervelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18842 |
zich verwonderen |
aardig staan te kijken:
aarig stón te kiēke (L210p Venray),
bewonderen:
bewoondere (L210p Venray),
staan te kijken:
stón te kiēke (L210p Venray),
vreemd zijn:
vremd zien (L210p Venray)
|
verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] || vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|