33481 |
zwarte bes |
sint-janswiemeren:
sint-janswiemere (Q020p Sittard),
sint-janswiemerten:
sint janswiemer(t)e (Q020p Sittard),
wiemerten:
wiemerte (Q020p Sittard),
zwarte wiemer:
swarte wiemer* (Q020p Sittard),
zwarte wiemertjes:
sjwart wiemerke* (Q020p Sittard)
|
[DC 13 (1945)]zwarte aalbes
I-7
|
24345 |
zwarte bladluis |
bladluis:
blaadloes (Q020p Sittard),
blaatloes (Q020p Sittard),
eigen spellingsysteem
blaadloes (Q020p Sittard),
idiosyncr.
blaadloes (Q020p Sittard),
Veldeke
blaadloes (Q020p Sittard),
meelde:
meeje (Q020p Sittard)
|
bladluis || bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18365 |
zwarte gebreide dameskous |
sok:
zökke (Q020p Sittard),
zwarte hoos:
zjwarte haoze (Q020p Sittard)
|
dameskousen, zwarte gebreide ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
grijze kraai:
gries krao (Q020p Sittard),
kraai:
krao (Q020p Sittard),
kroa (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
schrankkraai:
sjrankkrao (Q020p Sittard),
zwarte kraai:
(sjwarte) krao (Q020p Sittard)
|
kraai [SGV (1914)] || kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)] || kraai, zwarte —
III-4-1
|
24287 |
zwarte mees |
kolenmus:
kaolemösj (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
zwarte mees || zwarte mees (11 net een kleine koolmees [052], maar zonder gele kleur en zwarte buikstreep, wel met een witte nekplek; alleen in mast- en sparrenbossen; nest vaak in bodemgaatje; roep snel [tjietjai, tjietjai] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24740 |
zwarte populier |
blauwe populier:
ideosyncr.
blauw poppelier (Q020p Sittard)
|
De zwarte populier; heeft op oudere leeftijd een heel donkere schors met diepe groeven, de ruitvormige bladeren zijn donkergroen (peppel, blauwe populier). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24288 |
zwarte roodstaart |
schouwvegertje:
sjouvaegerke (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
sjouwvaegerke (Q020p Sittard),
zonder nadere specificatie ondergebracht bij Gekraagde Roodstaart
sjouvaegerke (Q020p Sittard)
|
roodstaartje || zwarte roodstaart || zwarte roodstaart (14 rood trilstaartje, man is van voren roetzwart en heeft wittige vleugelvlek; echte gebouwenvogel; broedt daar binnenin; roep driftig [wiet, wiet, tk, tk]; zang hoog vanaf gebouw [bi-bi-kchchchch...bu-bi-bi] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24289 |
zwarte specht |
blauwe specht:
blauw spech (Q020p Sittard),
blauwspecht:
blauwsjpech (Q020p Sittard)
|
specht, zwart ~ (46 grote, zwarte knaap; alleen in grote bossen [N 09 (1961)] || specht, zwarte -
III-4-1
|
24291 |
zwartkop |
kersvink:
keesjvénk (Q020p Sittard),
keesvenk (Q020p Sittard),
keesvénk (Q020p Sittard),
zwartkop:
sjwartkop (Q020p Sittard),
sylvia atricapilla, insectenetende zangvogel
sjwartkop (Q020p Sittard),
zwartkopje:
zjwartkop, -köpke (Q020p Sittard)
|
zwartkop || zwartkop (14 als tuinfluiter [046] maar man heeft zwart, pop een chocoladekleurig petje; nestje heeft binnenkant van haren; zang begint krassend maar eindigt luid jodelend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19541 |
zwavelstok |
zwavelstek:
šwēͅvəlštɛk (Q020p Sittard),
in zwavel gedoopt houtje om vlammetje te maken
šwā.vəlštɛk (Q020p Sittard),
šwēͅ.vəlštɛk (Q020p Sittard),
zwegel:
schw-aegel (Q020p Sittard),
zwegelstekje:
sjwaegelsjtekske (Q020p Sittard),
zwegeltje:
sjwaegelke (Q020p Sittard)
|
zwavelstok || zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|