24930 |
zwavelx |
solfer:
solfer (Q020p Sittard),
Opm. dit is een oudere benaming.
solfer (Q020p Sittard),
zwagel:
schwaegel (Q020p Sittard),
zwavel:
schwavel (Q020p Sittard),
sjwaavel (Q020p Sittard),
sjwaevel (Q020p Sittard)
|
zwavel [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
33995 |
zweep |
klats:
klātš (Q020p Sittard),
peitsche:
pɛi̯tš (Q020p Sittard),
smik:
šmek (Q020p Sittard)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|
18105 |
zweer |
zweer:
zwaer (Q020p Sittard)
|
Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18056 |
zweet |
zweet:
sjweit (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard)
|
zweet [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24452 |
zwemblaas |
luchtblaas:
ideosyncr.
láchblaos (Q020p Sittard)
|
Hoe noemt u een vliezig zakje in het lichaam van een vis bestemd om lucht te bevatten (ziel, zwam, luchtblaas) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
22826 |
zwemmen |
zwemmen:
sjwömme (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
zj(w)ume (Q020p Sittard),
zjwəmən (Q020p Sittard)
|
zwemmen [GTRP (1980-1995)], [RND], [SGV (1914)] || Zwemmen.
III-3-2
|
30102 |
zwemstenen |
bimsstenen:
bempsštęjn (Q020p Sittard),
bleekschijters:
blęjkšītǝrs (Q020p Sittard),
poreuze stenen:
porø̄s štęjn (Q020p Sittard)
|
Zwemstenen of drijfstenen zijn benamingen voor een zeer lichte kunststeen, vervaardigd uit puimsteengruis (bimszand) en hydraulische kalk. Het gruis wordt daartoe met ongeveer 1/9 van zijn gewicht aan waterkalk dooreengemengd. Dit mengsel wordt in ijzeren vormen geschept, beklopt en, van de vormen ontdaan, op rekken te drogen gezet. Na enige dagen worden de stenen op hopen gezet en na enige maanden zijn zij gereed voor gebruik. Zwemstenen worden hoofdzakelijk voor binnenwerk gebruikt en isoleren dankzij hun grote poreusheid goed warmte en geluid. 'Ytong' en 'Poriso' zijn merknamen. [N 30, 54e]
II-9
|
29638 |
zwenghout |
warshout:
węēhōt (Q020p Sittard)
|
Het dwarshout waaraan van voren de strengen of de trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat aan de achterzijde aan de trein kipwagens is gekoppeld. Zie voor een afbeelding van het zwenghout wld I.2, pag. 177. [N 98, 53; monogr.]
II-8
|
32841 |
zwenghout, spoorstok |
warshout:
wē̜šhǫu̯t (Q020p Sittard)
|
Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.]
I-2
|
21511 |
zweren |
een eed doen op:
ich wil der enen eit op doon (Q020p Sittard)
|
Ik wil er een (of mijn) eed op doen [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|