21842 |
(blijven) plakken |
(blijven) hangen:
hange (L386p Vlodrop)
|
lang in een café blijven zitten of lang bij iemand op bezoek blijven [plakken] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21951 |
(eieren) leggen |
(eieren) leggen:
ejjerlekke (L386p Vlodrop)
|
Hoe heet verder: eieren leggen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22004 |
(ijzeren) kapsule |
huls:
huls (L386p Vlodrop)
|
Hoe heet die kapsule? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21955 |
(melk) voederen |
oprupsen:
oprupsje (L386p Vlodrop)
|
Hoe heet verder: het opgeven van die melk aan de jongen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17967 |
(met) het hoofd stoten |
botsen:
boetse (L386p Vlodrop)
|
stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17863 |
(zich) bukken |
(zich) bukken:
boeke (L386p Vlodrop)
|
bukken, zich bukken [bukke, bokke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22455 |
21-jan |
sebastianus:
sebastijanus (L386p Vlodrop)
|
21 januari. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22095 |
<naam> |
<naam>:
naamsdaag (L386p Vlodrop),
kruis:
kruuts (L386p Vlodrop)
|
De voornaamste plaats in bepaalde spelen [heek]. [N 88 (1982)] || Feest vieren op de dag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt [besteken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18253 |
[falie] |
voile (fr.):
[sic]
faol (L386p Vlodrop)
|
sluierdoek, zwarte ~ die over hoofd en schouders wordt gedragen, gewoonlijk in de rouwtijd [vaol, voeël, falje, falie, slöjer, linao] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18261 |
[kazak] |
kazak:
damesrok met 7/8 japon eroverheen
<kazak> (L386p Vlodrop)
|
kazak; inventarisatie betekenis/uitspraak [N 23 (1964)]
III-1-3
|