17626 |
glazuur |
glazuur:
glazuur (Q095a Caberg)
|
Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17853 |
glijden |
kaaien:
#NAME?
keye (Q095a Caberg),
scharrebrikken:
#NAME?
slabrikke (Q095a Caberg),
schijvelen:
sjievele (Q095a Caberg),
schuivelen:
sjievele (Q095a Caberg)
|
Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)]
III-1-2, III-3-2
|
18879 |
glimlachen |
monkelen:
monkele (Q095a Caberg)
|
onhoorbaar lachen door de mond te vertrekken [monkelen, glimlachen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24316 |
glimworm |
vuurbeestje:
vuurbieske (Q095a Caberg, ...
Q095a Caberg),
WBD/WLD
vuurbieske (Q095a Caberg)
|
glimworm [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)] || Hoe noemt u een soort kever: het mannetje is gevleugeld. Het kan 11-16mm lang worden. Het is bruinachtig van kleur en is in staat een geelgroen licht uit te stralen met behulp van lichtorganen op het achterlijf (glimkever) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18957 |
gluiperd |
sluiperd:
sloeperd (Q095a Caberg)
|
een gluiperig, niet eerlijk persoon [gluiperd, luiperd, kattin] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18956 |
gluiperig |
dievelings:
dievelings (Q095a Caberg),
sluiperig:
sloeperig (Q095a Caberg)
|
huichelachtig, op bedekte wijze, niet open, niet eerlijk [gluips, gluiperig, slinks, wenslinks] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19237 |
goed opschieten met zijn werk |
avanceren:
avenceere (Q095a Caberg)
|
goed opschieten met zijn werk [plakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18954 |
goedzak |
godsblok:
gōdsblok (Q095a Caberg),
goede bluts:
(vrouw).
gooj blöts (Q095a Caberg)
|
een persoon die altijd goed handelt en goed is voor andere mensen [goedzak, godsblok] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24958 |
golf |
golf:
golf (Q095a Caberg)
|
golf, bolle verheffing op de waterspiegel, meestal veroorzaakt door de wind [baar, zwolp] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24959 |
golven ww. |
golven:
golləvə (Q095a Caberg)
|
golven (ww), rijzen en dalen van water [gurzelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|