e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geslachtsgemeenschap hebben aanhouden: aonhaage (Bilzen), aanspitsen: ânspitse (Gennep, ... ), afdrogen: ien -  ao.fdrūūge (Zonhoven), afsnijden: Alg. pop. uitdr.  aafsnieje (Herten (bij Roermond)), afsteken: gezien langs de kant van de mannelijke partner; vgl. s.v. "afstappe"(p. 044) = coïtus interruptus in Schaarbeik  àfsteeke (Sint-Truiden), batterijwacht hebben: batterij wacht hebbe (Afferden), bedienen: (bedienen)  bedene (Venlo), betrekken: betrekke (Echt/Gebroek, ... ), Alg. pop. uitdr.  betrekke (Herten (bij Roermond)), bezetten: bezette (Waubach), bezig zijn: beizig zijn (Loksbergen), bibberen: bibbere (Klimmen), bijeen kemmelen: kemmele houdt het midden tussen spelen en ravotten.  bie ein kemmele (Maasniel), bijeen komen: bieèè komme (Gulpen), bijeen kruipen: bie ein kroepe (Maasniel), bijeen slapen: bedeen sloapen (Diepenbeek), bie ein sjlaope (Gronsveld), bloempje plukken: blümke geplukt (Eksel), bomen: beume (Boekend), äö = oo  bäöme (Venlo), bonzen: boemze (Kerkrade), Bet.: pinteneuker, godverneuker.  boemse (Sevenum), cf. WNT s.v. "bonzen"- zelden bonsen"a) hier en daar in de volkstaal ook voor: eene vrouw beslapen  boemsə (Nuth/Aalbeek), Schertsend.  boemze (Waubach), boren: ao = law (eng.)  baore (Venlo), borstelen: borstele (Boekend), breien: breie (Klimmen), buikliggen: Schertsend.  buik liggə (Loksbergen), dame-slapen: damesloape (Belfeld), de kegel luchten: de keigel luchte (Lanklaar), de liefde bedrijven: de leefdje bedrieve (Thorn), de stek wegzetten: Schertsend.  de stek wegzètte (Thorn), de vrouw gebruiken: de vrouw gebroeke (Heerlen), dekken: dekke (Echt/Gebroek), dèkken (Achel, ... ), dékke (Vorsen), Ruw, maar niet gemeen - overgenomen van de boerderij.  dekke (Herten (bij Roermond)), dekselen: dèksele (Sint-Truiden), plat  dèksele (Hasselt), dompen: Schertsend.  dompen (Diepenbeek), doppen: doppe (Venlo), een knopen: ein knoeppë (Tongeren), Verouderd.  ien knòpe (Zolder), een kol zetten: cf. WNT s.v. "kol (VIII)"2. schuimrand op een bierglas (in Z.-Nederl.)  n kol zèttë (Tongeren), een nummer maken: ei nummer make (Schinnen), enne nommer maachen (Chèvremont), een nummertje maken: e nummertje maache (Bocholtz), e nömmertje maache (Kerkrade), ee nummerke maake (Waubach), ei nummerke make (Klimmen), n nummerke make (Maasbree), n nummertje maken (Meijel), Schertsend.  ein nummerke make (Swalmen), ein nummerke maken (Baarlo), een onder hebben: ien onner hémme (Zolder), een toemaken: (dichtmaken)  ien toumao.ke (Zonhoven), een zetten: ein zèttë (Tongeren), er zijn klak niet oplengen: ter zèn klak ni-j ùplènge (Beverlo), erop kruipen: er ùp krûîpe (Beverlo), fakkelen: fakkele (Kerkrade), ficken (du.): fiekke (Klimmen), D. s.v. "ficken"(neuken, eig. snel heen en weer bewegen cf. VD D.-N. s.v. "ficken"= fieken, neuken  fikke (Zonhoven), fietsen: fietse (Klimmen), Schertsend.  fietse (Posterholt), foeksen: foekse (Gennep, ... ), foppen: foppe (Weert), Schertsend. cf. WNT s.v. "foppen"1) stoten, duwen  foepə (Loksbergen), franjelen: Zie Hassel Wb. s.v. :franjelen"en s.v. "franje"2a lief, klein meisje; b. lief meisje  fraaj.ndzjele (Hasselt), fucken: Schertsend.  fukken (Schinnen), gebruik maken: gebroek make (Tegelen), gebruiken: gebroeke (Horn), gebrùike (Sint-Truiden), gemeenschap hebben: gemeinsjap höbbe (Herten (bij Roermond)), haar betoppen: i.e. daar heeft hij haar genomen. cf. VD s.v. "betoppen"(gew.) bedotten, bedriegen  dao hêt er häör betoeptj (Horn), haar kontje uitlaten: der künj oetlaote (Klimmen), hem opzetten: em opzette (Klimmen), hengsten: hèngsten (Eksel), hesperen: cf. WNT s.v. "hesp (I) - hespe"2) bij een mensch: dij, bil  hespere (Waubach), het doen: het doen (Beverlo, ... ), het douë.n (Hasselt), t doen (Lommel, ... ), t doon (Beesel, ... ), t doön (Maasbree), é dü (Zichen-Zussen-Bolder), Eufemistisch.  t dōēn (Bilzen), het erover gooien: ter euver gooën (Eksel), het samen doen: t same doon (Lutterade), t samə doon (Holtum), hoeren: hoere (Belfeld), hore (Klimmen), Gemeen.  hoorə (Holtum), in bed kruipen: ien bed kroepe (Oirlo), jallen: jallë (Tongeren), Verouderd.; cf. Tongeren Wb. s.v. "jalle"2) coïre  jalle (Bilzen), jappen: jàppe (Sint-Truiden), jassen: Schertsend. mar.: zoals aardappels jassen?  jassə (Loksbergen), jenzen: cf. WNt s.v. "jenzen"2) gebruiken = een vrouw "jenzen  jenze (Klimmen), jodelen: cf. WNT s.v. "jodelen"zie joedelen; cf. WNT s.v. "joedelen"(ontleend aan het Zwitserse judlen- ook jüdlen)  joedələ (Loksbergen), jong maken: jung mao.ke (Zonhoven), jorren: jórre (Sint-Truiden), kajoeteren: plat  kajōēë.tere (Hasselt), kamizolen: cf. Kerkrade Wb. s.v. verkammezolen = afranselen  kammezolle (s-Gravenvoeren), kaskierewieten: kaskirəwietə (Loksbergen), kesperen: Schertsend.  kespere (Waubach), kiddelen: Schertsend. cf. WNT s.v. "kiddelen"wordt verwezen naar kietelen en kittelen  keddelen (Genk), kienen: kiene (Klimmen), kleine meubeltjes maken: Schertsend.  (kleen meubelkes make) (Hoensbroek), kletsier geven: kletsier geeve (Sint-Truiden), knippen: knippe (Sint-Truiden), plat  knippe (Hasselt), knopen: knuppe (Venlo), knùppe (Beverlo), Schertsend.  knuipe (Echt/Gebroek), knpfen (du.): kneufe (Kerkrade), knuffelen: knoevele (Maasniel), kutkammen: kutkemme (Klimmen), kwikken: kwikke (Sint-Truiden), lekker vies doen: lekker fies doen (Maastricht), liggen: liggə (Loksbergen), met de kat spelen: mêt de kat spuële (Thorn), met de kruiwagel varen: Schertsend.  met de krauwwaogel vaore (Bilzen), met een in bed liggen: mèteen èn bèd gelaege (Bilzen), met een slapen: mèteen gesloppe (Bilzen), met elkander te maken hebben: mi mekandere te mooken hamme (Beverlo), moppen: moppe (Weert), naaien: naaie (Klimmen), naaien (Kerkhoven, ... ), naeje (Venray), naejje (Urmond), neije (Bocholt, ... ), neijen (Baarlo), nejje (Beesel, ... ), nejjen (Velden), nejə (As), neye (Belfeld), nieëje (Mechelen-aan-de-Maas), nääje (Gennep, ... ), nèje (Posterholt), nèjje (Klimmen), nèèje (Afferden), nêêje (Lutterade), cf. VD fr.  naeje (Castenray, ... ), Gemeen, doch meest gangbaar. Vgl. nejbaas.  nejje (Herten (bij Roermond)), Grof.  nejje (Tegelen), Onbeleefd.  neije (Ell), Ordinair.  nejje (Swalmen), Schertsend.  naaien (nea) (Lutterade), nejje (Weert), néjje (Echt/Gebroek), naar het bed gaan: Eufemistisch.  noe t bèd gon (Bilzen), nagelen: aejn néchele (Zichen-Zussen-Bolder), naegele (Belfeld), nechëlë (Tongeren), nichele (Sint-Truiden), niggelen (Sint-Huibrechts-Lille), nagelen  nèchele (Hasselt), Schertsend.  nèchelen (Zonhoven), Verouderd.cf. Schuermans s.v. "nichelen"(oud Leuvens naghelen in den Teuth. neghelen  nichele (Zolder), neuken: naoke (Geleen), nekken (Neerharen), neuke (Bocholtz, ... ), neuken (Eksel, ... ), nēūke (Lutterade), niêke (Bree), nīēkə (As), nueke (Afferden), nuuke (Weert), nuuëke (s-Gravenvoeren), näöke (Klimmen, ... ), nêûke (Klimmen), Ordinair.  näöke (Maasbracht), Schertsend.  neuke (Weert), näöke (Echt/Gebroek), nummertje maken: nummerke make (Klimmen), nummerke maken (Achel, ... ), op de kist houden: Schertsend.  op de kis houwe (Nieuwenhagen, ... ), op de neus staan: op de neus stoan (Venlo), op het kerkje kruipen: i.e. karretje.  op het kerke kroepe (Heerlen), opeenkruipen: óp ien kròò.pe (Zolder), opeenzitten: hèbbe al opee gezaete (Bilzen), opschrijven: opsjrieve (Klimmen), ópschrie.ve (Gennep, ... ), Schertsend.  opschrieeve (Weert), òpschrieëve (Venray), opsetzen: opsetse (Bocholtz), opzitten: Alg. pop. uitdr.  opzitte (Herten (bij Roermond)), over een haar kruipen: euver ein haer kroepe (Urmond), overheen kruipen: ééverein krōēpe (Klimmen), overheen liggen: Schertsend.  uuveréé ligke (s-Gravenvoeren), overkomen: eu.verkoo.me (Zonhoven), Humoristisch.  jùvvërkoomë (Tongeren), menne man ki.m ne mie ee.ver: mijn man komt niet meer over = heeft geen gemeenschap meer met me  ee.verkeu.me (Hasselt), pandoeren: pandoere (Klimmen), paren: paare (Maasbracht), pare (Ell), pielogen: Schertsend; geslachtsgemeenschap met zwangerschap als gevolg.  pīēÒloeëgen (Eksel), piemen: Schertsend.  pieme (Lutterade), pieren: pieëre (Sint-Truiden), poepen: poepe (Eijsden, ... ), poepen (Achel, ... ), poeppe (Bilzen, ... ), poeppen (Eksel, ... ), poeppë (Hoeselt, ... ), poepə (Loksbergen), pooppen (Diepenbeek), pouppen (Genk), pŏĕppə (Niel-bij-St.-Truiden), pŏĕpə (Opglabbeek), póepe (Sint-Truiden), bijslapen  poepen (Achel, ... ), cf. VD s.v. "II poepen"1. neuken, coïteren  pŏĕppən (Lommel), meestal de geslachtsgemeenschap tussen mensen  poeppë (Tongeren), pommen: Schertsend.  pumme (Lutterade), popje maken: pöpkə maakə (Maastricht), poppen: (pôpe) (Waubach), poppe (Bocholtz, ... ), poppen (Baarlo, ... ), pōppe (Boekend), puppe (Eigenbilzen), puppen (Houthalen), pòppe (Maaseik), pòppen (Neerharen), póppe (Kerkrade, ... ), póppə (As, ... ), póp’pe (Bleijerheide, ... ), pôppe (Ell, ... ), pôppen (Zonhoven), pùppe (Beverlo), cf. VD s.v. "poppen"2 (gew. of veroud.) seksuele omgang hebben  póppə (Meeswijk), cf. WNT s.v. "poppen (II)"bij Teurl. "poepen"2) b in het bijz. in toepassing op den omgang der beiden sexen met elkaar, op het minnespel  paoppe (Spekholzerheide), nevenvorm van "poppen"= met poppen spelen = het minnespel bedrijven  pòppe (Zonhoven), Onbeleefd.  pôppe (Ell), Ruw, maar niet gemeen.  poppe (Herten (bij Roermond)), Schertsend.  poppe (Beesel, ... ), popperellen: pòpperelle (Maaseik), remmelen: remmele (Eigenbilzen, ... ), Erg ruw - overgenomen van de boerderij m.b.t. konijnen.  remmele (Herten (bij Roermond)), rijden: aan het rijden zieən (Sint-Huibrechts-Lille), gereen (Eksel), reije (Zolder), rij-je (Beverlo), rij.ë (Zonhoven), rijjen (Eksel), rèèn (Sint-Truiden), Gelijk de konijnen.  rajjë (Tongeren), rijden  rèèn (Hasselt), Schertsend.  reijə (Loksbergen), rijmen: schertsend  reeme (Belfeld), ritsen: ritse (Gennep, ... ), Schertsend  ritsen (Kerkhoven), robbelen: roebbele (Kerkrade), roetsen: roetse (Gennep, ... ), samen naar bed gaan: same nao bed gâôe (Oirsbeek), samen naar boven gaan: Schertsend.  samen nao baove gaon (Lutterade), samen slapen: same sjlâêpe (Oirsbeek), samenleven: Netjes  samelaeve (Herten (bij Roermond)), sich der buidel leegschokkelen: sich der buul leigschokkele (Spekholzerheide), soppen: soppe (Venlo), spelen: Schertsend.  speele (Maasbracht), steken: staeke (Echt/Gebroek), stië.ke (Zonhoven), stouwen: sjtowwe (Waubach), tjoeke-tjoek doen: Bevrijdingswoord.  djoeke-djoek dōēn (Zolder), treinen: treëne (Waubach), vademen: vèème (Klimmen), cf. WNT s.v. "veemen"zie vademen; cf. WNt s.v. "vademen  vaeme (Klimmen), vegen: vaege (Klimmen), veëje (Kerkrade), vège (Nieuwenhagen), Schertsend.  veëge (Waubach), verkazematoekelen: mg verkazematoekele (Nieuwenhagen), verkoesjematoekelen: Schertsend.; mar.: iets met "coucher"te maken? ; te dicht bij Dutisland!!!!!!!  verkoesjematoekkele (Spekholzerheide), verneuken: Komt volgens de informant oorspr. van het Lat. fornicari (voor de gek houden, bedotten).  vernööke (Oirsbeek), vetzakken: vètzakke (Maasbree), viool spelen: viool speule (Afferden), vogelen: vochele (Eigenbilzen), voeegele (Weert), vogele (Echt/Gebroek, ... ), vogelen (Eksel, ... ), vogələ (Loksbergen), voo.gele (Zolder), voogele (Beverlo, ... ), voogëlë (Tongeren), vougele (Sint-Truiden), voëgele (Klimmen), vôôgele (Klimmen), De informant merkt op dat hij 67 jaar is en reeds 30 weg uit Maastricht.  vogele (Maastricht), i.e. vogelen.  vouwgele (Wellen), Schertsend.  voeëgele (Koningsbosch), vogele (Echt/Gebroek), vogelen (Eksel), volgieten: vó.lgīē.te (Zolder), vrijen: vreeje (Tegelen), vri-jje (Weert), vrieje (Swalmen), vrijje (Maastricht), vuilerikken: voelerikken (Sint-Huibrechts-Lille), wiksen: wiekse (Venlo), wikse (Castenray, ... ), cf. VD D.-N. s.v. "wichsen"I. masturberen; cf. WNT s.v. "wiksen"(soms ook in de vorm wieksen) 2) slaag geven, aframmelen  wikse (Merselo), wippen: wippe (Echt/Gebroek, ... ), wippen (Lanklaar), wippə (Nuth/Aalbeek), Schertsend.  wippe (Lutterade), wringen: vrieëne (Gulpen), vringe (Vijlen), ze dik maken: ze diek maake (Puth), ze vol steken: ze vol stêke (Beverlo), zich afhouden: zich afhaoje (Thorn), zich gebruiken: zich gebruuke (Eijsden), zijn huiswerk maken: Humoristisch.  z`n hauswerk maokë (Tongeren) cohabiteren (plat) || coïre || coïre, liefde "bedrijven || coïteren || de geslachtsdaad bedrijven || doen || gemeenschap hebben || gemeenschap hebben (plat) || gemeenschap hebben, paren || gemeenschap met een vrouw hebben || geslachtsdaad bedrijven || geslachtsdaad, -gemeenschap || geslachtsgemeenschap || geslachtsgemeenschap hebben || geslachtsgemeenschap hebben (plat) || geslachtsgemeenschap hebben met een vrouw (plat) || geslachtsgemeenschap uitoefenen [N 10C (zj)] || geslachtsverkeer hebben || gmeenschap hebben met een vrouw || kinderen verwekken || neuken || seksuele omgang hebben || sexuele betrekkingen hebben met || sexuele omgang hebben || óverkomen; gemeenschap hebben III-2-2