e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
schobbenmaker voerman op de maaimachine:   schobbenmaker (Boukoul, ... ) I-4
schobber ongelukkige:   sjoeber (Nunhem), schurk, smeerlap:   schobber (Haler), schoebər (Venlo), slecht mens, slechte kerel:   schŏbber (Schimmert) III-1-4
schobberd bandiet:   schobert (Ospel), sjóbbert (As), sjöbbert (Ell), deugniet:   schobbert (Venlo), lomp paard:   sxobǝrt (Nederweert  [(stakker)]  ), schurk, smeerlap:   schobbert (Ospel), sjóbberd (As), slecht mens, slechte kerel:   sjobbert (Tungelroy), sjoebərt (Kelpen), sjóbberd (As) I-9, III-1-4, III-3-1
schobberen stoten:   sxǫbǝrǝ (Leunen), zelfstandig drinken, niet bij de zeug:   šubǝrǝ (Nunhem) I-12, II-3
schobberzeeg schrobzaag, sleutelgatzaag:   šǫbǝrzē̜x (Dilsen) II-12
schobje boekweitschoof:   šø̜pkǝ (Tungelroy), dennenappel:   schöpke (Castenray, ... ), schööpke (Blitterswijck), meervoud: met s  schöpke (Gennep), schaap  schöpke (Sevenum), Veldeke 1979, nr. 1  schöpke (Venray), voor de kinderen, om mee te spelen  schaopkes (mv.) (Meterik), WLD  schûpke (Venray), garve, gebonden schoof:   šøpkǝ (Kessenich  [(gezegd van haverschoof)]  ), klaverschoof:   sxø̜pkǝ (Boshoven, ... ) I-4, I-5, III-4-3
schoblommel zwabber:   schroep loemel (Ubachsberg) III-2-1
schobpaal scheukpaal:   sxob˱pǭl (Leunen, ... ), sxoppǭl (America, ... ), sxø̜b˱pǭl (Sevenum), sxōppǭl (Baarlo), šub˱pǭl (Panningen) I-11
schobsbosje bussel kort stro:   sxǫpsbø̄skǝ (Milsbeek, ... ) I-4
schocht bovendeel van de rug:   schoch (Valkenburg), Schocht.  šoͅxt (Beverst), schoft:   skōx (Heks), skǫu̯.x (Heers), skǫx (Jeuk), sxo.xt (Godschei, ... ), sxou̯.x (Sint-Lambrechts-Herk, ... ), sxoxt (Aalst), sxøx (Blerick), sxǫu̯.xt (Zepperen), sxǫx (Hasselt, ... ), sxǫxt (Binderveld, ... ), sxǭ.xt (Alken, ... ), šox (Neerglabbeek), šoxt (As, ... ), šøxt (Diepenbeek, ... ), šō.k (Diets-Heur), šōu.x (Rutten), šǫ.kt (Werm), šǫk (Membruggen, ... ), šǫx (Boorsem, ... ), šǫxt (Dilsen, ... ), schouderblad:   schuch (Venlo), schug (Boekend), sjŏĕgt (Opglabbeek), Van rund of paard.  sjoch (Bilzen) I-9, III-1-1