e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
tinus domme man:   tienes (Venlo) III-1-4
tinvijl metaalrasp, tinvijl:   tenvīl (Klimmen, ... ), tinvęjl (Stokkem) II-11
tip aambeeldhoorn:   tep (Diepenbeek), beetje, een weinig:   tip (Diepenbeek), beitelarend:   tip (Sint-Truiden), bek van de schaar:   tøp (Ospel, ... ), bovenneus [wld ii.10, p. 25]:   tippen (Zonhoven), dak van de mijt:   tep (Alken), gaffel:   den tip (Ellikom), geerakker:   te.p (Achel), tep (Beek, ... ), tøp (Hechtel, ... ), gekleurde top van de slagpen:   tip (Jesseren), hak van een schoen:   tup (Ulestraten), haktip:   tep (Meijel, ... ), haktip [wld ii.10, p. 37]:   tep (Meijel), Van rubber.  tips (Milsbeek), hamerpin:   tep (Bilzen), hoed: spotnamen:   tup (Kerensheide), tuppe (Mechelen), [sic]  tiep (Panningen), hoek van een stuk land:   tip (Diepenbeek, ... ), tøp (Achel, ... ), tø̜p (Kaulille, ... ), tęp (Lommel), kop van het staakijzer:   tø̜p (Lanaken), kraagpunt: (mv)  tebǝ (Bilzen), tøpǝ (Houthalen), metalen uiteinde van een schoenveter:   tup (Hasselt), neus:   tep (Bilzen, ... ), tip (Genk), tøp (Doenrade), neus van een schoen:   tep (Borlo, ... ), tip (Bilzen, ... ), to͂ͅp (Kermt), tup (Beringen, ... ), typ (Maaseik, ... ), töppe (Jabeek), tøp (Beverlo, ... ), tø̄p (Achel, ... ), tûp (Schimmert), tüp (Boorsem, ... ), təp (Donk (bij Herk-de-Stad), ... ), [Afzonderlijke bladzijde met gegevens voor Jeuk; zie tekening v.d. informant] (Bij vrouwen).  tip (Jeuk), [Top, spits]  tup (Sint-Truiden), b.v. van de sjoon.  tup (Sittard), NB tóp: top.  tup (Zonhoven), Neus.  tup (Doenrade), tip  tep (Lommel), neuslap:   tep (Diepenbeek), tip (Lommel), (mv)  tepǝ (Bilzen), tøpǝ (Stein), punt van het blad van de zeis:   te.p (Achel), tep (Alken, ... ), tip (Guigoven, ... ), tup (Berg, ... ), typ (Herderen, ... ), tøp (Beringen, ... ), punt, stip:   tiep (Bleijerheide, ... ), snede van het blad van de zeis:   tip (Gellik), tup (Spalbeek), spits, kop van de mijt:   tep (Membruggen, ... ), tøp (Diepenbeek, ... ), spotnaam voor hoge hoed:   den tiep (Panningen), stoot:   tep (Tongerlo), taats van het staakijzer:   tep (Kanne), teen:   tøp (Hamont), tepel:   tippe (Bilzen), wistop:   tøp (Diepenbeek, ... ), zolderkamer:   tep (Middelaar) I-1, I-3, I-4, I-8, II-10, II-11, II-12, II-3, II-7, III-1-1, III-1-3, III-2-1, III-2-2, III-3-2, III-4-4
tip en vot slaan eiertikken: I (J. Frère, L.V., I, 5 en P.M., 4): "Te Tongeren bestond in 1860 bij Pasen nog het gebruik tïp én vòd slún. De markt was bezet met kraampjes die hard gekookte eieren verkochten tegen 0,05 ct of 3 voor 0,10 ct. Wie een ei bezat riep "tïp òf vòd"na de sterkte van de schaal aan beide zijden (met de tong) getest te hebben. Dan werd er "gëtoek"en degene met n geblutst ei verloor zijn ei."(P.M.).  tïp én vòd slún (Tongeren), Z.o. tïp én vòd.  tüp én vòd [slún} (Tongeren) III-3-2
tip van de koord kletsoor:   typ van ǝ ki̯ǭt (Wellen) I-10
tipdoek slabbetje, spuugdoekje:   tepduk (Halen), tupdək (Lummen), mar.: waarschijnlijk in een punt uitlopend; cf. Weijnen Etymologisch woordenboek s.v. "tump, tomp  tepduk (Lommel) III-2-2
tipdoekje slabbetje, spuugdoekje:   tepdykskə (Achel), tøp(nøz)dukskə (Kwaadmechelen), Tupdoek.  təpdøͅkskə (Beringen) III-2-2
tiphoed steek: WNT: tip (I), ss. tiphoed, priestersteek.  tiphoed (Rummen (WBD)) III-1-3
tipijzer ijzertje onder een schoen:   tip-iezere (Bleijerheide) III-1-3
tipijzeren hakijzertjes:   tepīzǝrǝ (Bleijerheide) II-10