e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
bamel grote knikker: Vgl. Gronsveld Wb., pag. 31: bamel, dikke, slonzige vrouw.  baamel (Mesch) III-3-2
bamis feestdag van sint-bavo:   bamis (Ophoven), Bamis (Sint-Martens-Voeren), bamès (Diepenbeek), bāmes (Meijel), bààmes (Loksbergen), bâmes (Hoeselt), herfst, najaar:   bamisj (Lutterade), nagewas:   bamǝs (Tessenderlo), notariskosten: [vgl. Van Dale: bamispacht, de pacht die met 1 okt. betaald moet worden?, rk]  den bamis (Grathem), sint-bavo:   bames (Loksbergen), bamis (Bree, ... ), baomis (Ophoven), vervaldag:   bamis (Grathem), ps. omgespeld volgens Frings.  baməs (Lommel), baomeͅs (Lanklaar), baumis (Mechelen-aan-de-Maas), bāmes (Rotem, ... ), boͅməs (Zelem), ⁄bāməs (Boekt/Heikant), ps. omgespeld volgens IPA.  bames (Overpelt), bāmez (Achel) I-4, III-3-1, III-3-2, III-3-3, III-4-4
bamisjongen duif uit het laatste nest van het jaar:   bamis jonge (Geleen) III-3-2
bamistijd herfst, najaar:   bamis tied (Montfort), bamistij (Eksel), bāmesti-jd (As), Vb. t ès ne natte Boamestêëd (t is een nat najaar).  Boamestêëd (Beverlo), vervaldag: ps. omgespeld volgens Frings.  baməstēd (Rosmeer), weer naar het jaargetijde: = 1e zond. v. oktober.  baməstet (Linkhout), herfst.  bamestij’ (Eksel) III-3-1, III-4-4
bamisvoeder nagewas:   bǭmǝsfoi̯ǝr (Kwaadmechelen, ... ) I-4
bamisweer weer naar het jaargetijde:   bamisweer (Kwaadmechelen), bōͅməswēər (Zelem), bàmərwēͅr (Paal), #NAME?  Bamisweer (Donk (bij Herk-de-Stad)), bannisweer  baməswējər (Lummen), bannisweer (oct.-nov.).  bumiswɛ:r (Achel), bannisweer.  bōͅməswēr (Beverlo), herfstweer  Boamesweer (Beverlo) III-4-4
bamlet (?) grasmaaimachine:   bamlǝt (Ulestraten) I-3
bammel grof gebouwde vrouw:   bamel (Moelingen), bammel (Zutendaal), en baamel (Eijsden), en bammel (Voerendaal), eng bammel (Spekholzerheide), in dieke bammel (Heerlen), ⁄n bamel (Schaesberg), kerkklok:   bammel (Waubach), klepel:   bammel (Maasbree) III-1-1, III-3-3
bammelaar knorrepot:   n bɛməli(ə)r (Borgloon) III-1-4
bammelen luieren:   bammele (Heerlen), slenteren:   bammele (Panningen), B.v. héé bammelt gét door den hoo.f, mêêr löpt e ni:t (kuieren).  bammele (Panningen, ... ) III-1-2, III-1-4