e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
op de bonnefooi (<fr.) klaplopen: Van Dale: bonnefooi (&lt;Fr.), in de uitdr.: op de bonnefooi, op goed geluk, in goed vertrouwen; [...] op de bonnefooi rondzwerven.  oppe bonnefooj (Herten (bij Roermond)) III-3-1
op de borg gelden poffen: ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  op d’r börg gelle (Heerlen) III-3-1
op de borst gepakt zijn een verkoudheid hebben:   ich ben op de bos gepak (Tongeren) III-1-2
op de borst houwen een pak slaag geven:   op die bjès houwen (Stein) III-1-2
op de bot dragen op de schouder nemen, dragen:   op de bot drage (Opheers) III-1-2
op de bot nemen op de schouder nemen, dragen:   op de boͅt neͅmə (Gingelom) III-1-2
op de bot zitten op de schouder zitten:   meͅt pa oͅp də boͅt sitə (Tongeren), op de bot zitte (Opheers), op de bot zitten (Alken), op de boͅt zitte (Gingelom), op te bot zette (Tongeren), Op de bot zitten.  op de boͅt sitə (Gingelom) III-1-2
op de brak de hort op:   oͅpə brag (Opglabbeek), brakken wil zeggen "veel buiten huis gaan  op de brak (Gerdingen), de hort op?: WNT: brak (II), A.1. Iemand die een ongeregeld, los, vroolijk leven leidt; een zwierbol, pierewaaier; soms: guit, kwant, klant enz.  op də brak (Pey) III-3-1
op de brats de hort op:   die vrouw is altijd maar op de brats (Tessenderlo), oͅbə brats (Kuringen), oͅpə brats (Opglabbeek), up dəm brats (Leopoldsburg) III-3-1
op de buidel zitten afdingen:   op den buul zitten (Blerick) III-3-1