e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
passen wie gegoten passen:   det pastj wiej gegote (Kinrooi) III-1-3
passend gemakkelijkste wijze; gemakkelijkst; gemakkelijk maken:   passend (Maasbree, ... ), passen:   passend (Merkelbeek) III-1-3, III-1-4
passend maken de trede inpassen:   pasǝnt mākǝ (Posterholt) II-9
passend schaven arm schaven:   pasǝnt šāvǝ (Dilsen) II-12
passend zagen aanzagen:   pasǝnt ˲zāgǝ (Venlo) II-12
passend zegen aanzagen:   pasǝntj ˲zē̜gǝ (Herten) II-12
passende gemakkelijkste wijze; gemakkelijkst; gemakkelijk maken:   passəndə (Urmond) III-1-4
passendraf op een sukkeldrafje lopen:   pasǝndrǭ.f (Genk) I-9
passepoil (fr.) in stof geplaatste zak:   paspaal (Opglabbeek) III-1-3
passer de persoon die samen met de duivemelker de geloste duiven opwacht:   d’r pesser (Klimmen), dubbele en gecombineerde krompasser:   pasǝr (Meerlo), groefpasser:   passer (Helden, ... ), pasǝr (Molenbeersel, ... ), pɛsǝr (Heerlen, ... ), krompasser:   pɛsǝr (Echt, ... ), steekpasser:   passer (Borgloon, ... ), pasǝr (Gennep, ... ), pásǝr (Loksbergen), pęs(t)ǝr (Heel), pęsǝr (Lanaken), pɛstǝr (Bilzen, ... ), pɛsǝr (Bilzen, ... ) II-10, II-11, II-12, III-3-2