e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
passe-poutrelle vertakkingsondersteuning, carrure:   pasputręl ([Winterslag]), passe-poutrelle ([Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) II-5
passe-vite roerzeef:   pas(se)fiet (Castenray, ... ), pasevit (Linkhout), pasfit (Kwaadmechelen, ... ), pasvet (Kanne), pasviet (As, ... ), pasvit (Hoeselt), pasəvit (Sint-Martens-Voeren), pas˃vit (Altweert, ... ), pašəvit (Tungelroy), pazjeviet (Kinrooi), pazvet (Meeswijk), pazviet (As, ... ), pazəvit (Genk), pásfiet (Zonhoven), pás˃vet (Sint-Truiden), Belg.-Fr. passe-vite  pasviét (Hasselt), D؉.ët (d)e sóp ¯ns dooëre pásviet: Draai de soep eens door de roerzeef  pásviet (Zonhoven), Fr. passe-vite (merkbenaming)  pàsvit (Tongeren), om iets door te draaien  passeviet (Puth) III-2-1
passement beleg:   pasmɛ̃nt (Tessenderlo), passement (Achel), pasǝmɛnt (Bilzen, ... ), luchtdoorhouw, luchtdoortocht:   pasmę̄ ([Emma]), passement:   pasmęnt (As), pasǝmęnt (Neeroeteren) II-5, II-7
passementgaren paskoord:   pasǝmēntgǭrǝ (Lanaken) II-7
passementlint passement:   pasǝmentlent (Lanaken), pasǝmɛntlęnt (Bilzen) II-7
passementlintje passement:   pasǝmɛntlęntšǝ (Bilzen) II-7
passen afpassen met de voet, aftreden:   passe (Maastricht), een muur waterpassen:   pasǝ (Sint-Truiden), pasǝn (Lommel), gemakkelijkste wijze; gemakkelijkst; gemakkelijk maken:   dich past (Schimmert), passe (Gulpen, ... ), pássə (Heel), goed opschieten met zijn werk:   pjassə (Vlijtingen), goed passen:   passen (Weert), pasǝ (Doenrade, ... ), mikken:   passe (Moelingen), passen:   het pas (Beek), pa.sə (Ingber, ... ), pa:sən (Overpelt), pase (Zutendaal), passe (Amby, ... ), passen (Achel, ... ), passen - het past (Eksel), passĕn (Oostham), passu (Brunssum), passə (Doenrade, ... ), passən (Beringen, ... ), past (Doenrade, ... ), pastj (Neer), pasǝ (Altweert, ... ), pasǝn (Beringen, ... ), pasə (Bree, ... ), pasən (Bree, ... ), pāsse (Meerlo), pāsə (Stokrooie), pesj (Weert), pàsse (As), pàssə (Heerlen, ... ), pássə (Heel, ... ), pásə (Kinrooi), páásə (Epen), pāsǝ (Horst, ... ), pāsǝn (Diepenbeek, ... ), t⁄ pèst (Venray), [oorspr. invoer parere, allicht misinterpretatie van invoerd(st)er, rk]  passe (Maastricht), Algemene woord nu.  passen (Peer), B.v. 1) Dae jas pastj neet.  passe (Herten (bij Roermond)), B.v. een kostuum passen.  pasən (Lommel), Kliejehr die goed passen is altijd chick/chique.  passen (Peer), Spelling: <`> = sjwa.  passe (Bocholt, ... ), wachten op de geloste duiven:   pa.sə goͅ.a (Eys), passe (Doenrade, ... ) III-1-3, II-12, II-7, II-9, III-1-3, III-1-4, III-3-2
passen als gegoten passen:   past als gegoten (Zonhoven) III-4-4
passen maken met grote stappen lopen:   passe make (Bunde), pes make (Bunde) III-1-2
passen wie een klok passen:   ⁄t pas wie ⁄n klok (Lutterade) III-1-3