e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
redig (zijn) bronstig op andere koeien springen:   rex (Epen), rēx sīǝ (Teuven) I-11
redingote (fr.) getailleerde jas: [Van Dale: redingote, (Fr., verbasterd uit riding coat), <vero.> geklede jas met twee rijen knopen]  riddingot (Maastricht), redingote  riddèngoot (Meeuwen), ridingote  ridengoot (Meeuwen), jasje van het zwarte pak: [Van Dale: redingote, (Fr., verbasterd uit riding coat), <vero.> geklede jas met twee rijen knopen]  rəneŋo (Neerharen), lange overjas: [Van Dale: redingote, (Fr., verbasterd uit riding coat), <vero.> geklede jas met twee rijen knopen]  rədēͅgoͅ (Hasselt), redingote?: #NAME?  reddingot (Klimmen), redəngoͅt (Bree), rø͂dēͅYoͅ (Borgloon), 7/8 jas in goddet-vorm  redēŋot (Zelem), [Van Dale: redingote, (Fr., verbasterd uit riding coat), <vero.> geklede jas met twee rijen knopen]  redeŋoͅt (Lanklaar), redèêgot (Sint-Truiden), riddingot (Sittard), rəde͂ͅgot (Riksingen), rədeͅgoͅt (Teuven), alleen bekend als leenwoord uit het Frans, geen echt dialectwoord  redingote (Romershoven), dames-, of herenmantel die in de taille zeer nauw aansluit  rədĕgo͂ͅt (Sint-Truiden), demi-jas  reddingot (Roermond), geklede jas  redingot (Gronsveld), redingote (Sittard), geklede overjas  riddingot (Weert), getailleerde blauwe of zwarte dunne overjas, tamelijk lang  riddingot (Neeritter), habijt  rəde͂ͅgoͅt (Hasselt), half lange jas  rədeͅŋot (Eisden), halve lange mantel  rədɛ͂got (Maaseik), halve seizoensjas  rəde͂ͅgoͅ (Halen), jas met band gesp en schuinekraag  reͅdeŋgōt (Opglabbeek), jas met slip, gedragen bij plechtigheden  rədēͅgot (Zichen-Zussen-Bolder), jas met slip, gedragen bij plechtigheden  rədēgoͅt (Val-Meer), jas tot aan de knieën  ridengot (Lanklaar), koetsiersjas  redingot (Borgloon), korte jas?  rədēͅŋoə (Vliermaal), lange geklede gesloten jas  redingoot (Eijsden), lange regenjas met dubbele rij knopen  riddingōot (Schimmert), lange zwarte ceremoniejas. vooral voor begrafenissen  rədîgoͅt (Borlo), lange zwarte jas  rədēͅgoͅt (Hasselt), lange zwarte lakenjas zonder achterpanden  rədĕgo (Tongeren), regenmantel  ridiŋjo̞t (Paal), Riddingot < Fr. redingote < Eng. riding coat.  riddingot (Maastricht), schuin uitlopend kledingstuk met ceintuur  rədeŋo (Stokkem), van voor afgeboorde jas  riddenyot (Tessenderlo), vrouwenmantel die naar beneden toe uitschuint  riddingot (Sint-Truiden), zondags- of feestkleren voor meer gegoede burgers  rədəgoͅt (Rosmeer), zwart pak: [Van Dale: redingote, (Fr., verbasterd uit riding coat), <vero.> geklede jas met twee rijen knopen]  redəngoͅt (Bree) III-1-3
redingotekostuum (<fr.) zwart pak: [Van Dale: redingote, (Fr., verbasterd uit riding coat), &lt;vero.&gt; geklede jas met twee rijen knopen]  riddingotkestuum (Sittard) III-1-3
redsel zeer kleine aardappelen:   rętšǝl (Gronsveld) I-5
reductie verloopsok:   rǝdøksi (Houthalen) II-11
ree hert, ree:   ree (Guttecoven, ... ), reehə (Oirsbeek), rei (Lommel), reie (Susteren), reij (Jeuk), ri-je (Meijel), riae (sleept.) (Echt/Gebroek), rie (Eys, ... ), rie:he (Herten (bij Roermond)), riej (Meijel, ... ), rieje (Vijlen), rieè (Echt/Gebroek), rieë (Bleijerheide, ... ), rieë-j (Sevenum), rieëj (Castenray, ... ), rieëje, mv. (Holset), rii (Bree), riie (Eupen), rië (Maasbree, ... ), riə (Loksbergen, ... ), rīē (As), rīə (Bocholt), ri‧ə (Eupen, ... ), rée (Tongeren), rîe (Kelpen), rîê (Venray), slachtklaar:   rej (Borgloon), rēj (Zepperen), slachtrijp:   rēi̯ (Zepperen), ręi̯ (Borgloon), vrouwelijk ree:   rēe (Schimmert), riee (Heerlen) I-11, II-1, III-4-2
reebank bordenrek, schotelrek:   rībáŋk (Hasselt), rīēba.nk (Hasselt), rīəbaŋk (Wellen), grote afmetingen  ribank (Halen), keukenrek:   rēəbaŋk (Diepenbeek), reͅi̯əbaŋk (Linkhout), ribaŋk (Borlo, ... ), ribāŋk (Jeuk, ... ), rii̯baŋk (Heers), riəbaŋk (Engelmanshoven, ... ), riəbāŋk (Groot-Gelmen), riəba͂ŋk (Hasselt), rībaŋk (\'s-Herenelderen, ... ), rīēbànk (Tongeren), rīəbaŋk (Kortessem, ... ), Tegen de muur (in de bijkeuken) bevestigde plank of stellage voor schotels, borden, ketels enz. De telËËëre stòò.ën óbbe rȉ.ba.nk: de borden staan op de pottenbank  rīē.bá.nk (Zonhoven), lepelrek:   rīəbaŋk (Wellen), tangenrek:   rībaŋk (Jeuk) II-11, III-2-1
reebankje bordenrek, schotelrek:   rībaŋkskə (Borgloon), rījbɛ̄ŋskə (Opheers), m.  ribeͅŋskə (Wintershoven) III-2-1
reebekken kop op en neer schommelen (baltsverschijnsel):   reebekke (Geleen) III-3-2
reebok mannelijk ree:   reboͅk (Sint-Truiden), reeboek (Swalmen), reebok (Eigenbilzen, ... ), reebŏĕk (Guttecoven, ... ), reebök (Lutterade), reibok (Susteren), ri-jebok (Meijel), riebok (Velden), riejbok (Meijel), rieë-j-boëk (Sevenum), rieëbok (Meerlo, ... ), réebòk (Tongeren) III-4-2