e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

Gevonden: 5182
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zoogbroeder; niet te gebruiken tweelingbroer: twieèlingbroor (Blerick) zoogbroeder [DC 05 (1937)] III-2-2
zoogzuster; niet te gebruiken tweelingzuster: twieèlingzuster (Blerick) zoogzuster [DC 05 (1937)] III-2-2
zool zool: zǭl (Blerick) Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33] I-9
zool van een schoen zool: zaol (Blerick, ... ) zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3
zoolbeslag pegleer: pē̜klē̜r (Blerick) Stuk leer, rubber of hout dat onder de zool van de klomp wordt aangebracht. [N 24, 71; monogr.] II-12
zoom zoom: zǫwm (Blerick) De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.] II-7
zoom in de huif schuif: sxuf (Blerick) Open zoom in de huif, waardoor een koord loopt waarmee men de huif kan vastsjorren. [N 17, 75] I-13
zoon jong: jong (Blerick, ... ), joong (Blerick), jŏng (Blerick), het gebeurt zeer zelden dat hij niet bij naam genoemd wordt  joông (Blerick), jongetje: jungske (Blerick), kind: kint (Blerick), zoon: zoon (Blerick), zoo͂n (Blerick) (zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon [SGV (1914)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || zoon; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
zout zout: zalt (Blerick, ... ) zout [DC 03 (1934)] III-2-3
zuchten zuchten: zuchte (Blerick, ... ), zuchten (Blerick) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4