e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

Gevonden: 5750
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuigen zuiken: zaukë (Tongeren) zuigen III-2-3
zuigfles papfles: dë papfles (Tongeren) zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 115 (2003)] III-2-2
zuigwormen wormen: (in het algemeen).  wormen (Tongeren) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: zuigwormen? [N 93 (1983)] III-3-2
zuiveren haar zuiveren: haar zuiveren (Tongeren) Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58] I-11
zult, preskop geperste kop: geperste hoofdkaas  gəpreͅ.zdəkop (Tongeren), gerolde kop: gëròldë kòp (Tongeren, ... ) geperste zult || hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] || preskop III-2-3
zure oprisping hartbrand: dən hatbrānt høbə (Tongeren), hat brānt høbə (Tongeren), zuur: t zūr høbə (Tongeren), tsur høbə (Tongeren) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
zuring (alg.) patience: pësjênsë (Tongeren), surelle (fr.): sërêl (Tongeren), zoerrêl (Tongeren) zuring III-4-3
zuring, groente surelle: serel (Tongeren), serèl (Tongeren), səreͅl (Tongeren), surkel: sørkəl (Tongeren) Zuring die als groente wordt gekweekt [N 14 (1962)] || Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2b (1963)] I-7
zuster begijn: en begajn (Tongeren), ma soeur (fr.): nə məseur (Tongeren), non: en nòn (Tongeren), zuster: en zeuster (Tongeren), n zùster (Tongeren), zøͅstər (Tongeren), züstër (Tongeren) Een lid van een vrouwelijke geestelijke orde, zuster, non [zuster, non, maseur, begijn]. [N 96D (1989)] || zuster [ZND 04 (1924)] III-2-2, III-3-3
zusters penitenten grauwe zusters: de graazùsters (Tongeren), de grauwzùsters (Tongeren) De Zusters Penitenten [graw begiêne]. [N 96D (1989)] III-3-3