e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

Gevonden: 6145
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zonnewassmelter zonnewassmelter: zǫnǝwasšmeljtjǝr (Roermond) Gesloten, glazen bak waarin de was door de warmte van de zon gesmolten wordt. De imker kan stukken ruwe raat in een zak van kaasdoek knopen en deze met een steen verzwaard in een grote pan op het vuur zetten. Geleidelijk komt de was door de poriën van de doek bovenop het water drijven. Na afkoeling heeft men dan waskoek. Men kan de ruwe raat echter ook zuiveren met een zonnewassmelter, een soort broeikasje met een deksel van dubbelglas, waarin de stukken ruwe raat worden uitgespreid in een metalen bak met schuine bodem (De Roever, pag. 284). De gesmolten was loopt omlaag in een lekbakje dat met metaalgaas is afgedekt. De zon bleekt de was en oververhitting is op deze wijze niet mogelijk. Men kan echter maar kleine hoeveelheden ruwe raat tegelijk verwerken met de zonnewassmelter. De informant van Q 3 vermeldt dat in zijn plaats deze smelter niet werd gebruikt. [N 63, 129a; N 63, 128b; monogr.] II-6
zonx zon: zón (Roermond) zon III-4-4
zool van een schoen lap: lap (Roermond), zool: zaol (Roermond, ... ), zoal (Roermond) lap: d) zool || zool || zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3
zoolbeslag leren zool: lē̜rǝ zǭl (Roermond) Stuk leer, rubber of hout dat onder de zool van de klomp wordt aangebracht. [N 24, 71; monogr.] II-12
zoom zoom: zǫwm (Roermond) De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.] II-7
zoom in de huif schuif: šȳf (Roermond) Open zoom in de huif, waardoor een koord loopt waarmee men de huif kan vastsjorren. [N 17, 75] I-13
zoon jong: jong (Roermond), jooəng (Roermond), jŏng (Roermond), zoon: zoon (Roermond, ... ) (zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || zoon; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
zorgen voor kommeren: ku:mmere (Roermond), toekijken: toekieke (Roermond), zorg hebben: zorg höbbe (Roermond) bekommeren || toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)] III-1-4
zout zout: zaat (Roermond), zalt (Roermond, ... ), zāt (Roermond), zàlt (Roermond) zout [DC 03 (1934)] III-2-3
zuchten snokken: sjnoeke (Roermond, ... ), zuchten: zuchte (Roermond, ... ) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4