e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
kap aanhangkap:   kap (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Maurits]  [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Eisden]  [Domaniale]), afdakje boven de poort:   kap (Eigenbilzen, ... ), bakkersmuts:   kap (Wittem), bijenkap:   kap (Diepenbeek, ... ), binnenneus:   kap (Montzen), binnenneus [wld ii.10, p. 39]:   kap (Montzen), bivakmuts:   kap (Hout-Blerick), boekweitschoof:   kap (Molenbeersel), bovenstuk van een rijtuig:   kap (Blerick, ... ), kàp (Sevenum, ... ), (v.).  ka.p (Eys), cape:   kap (Teuven), capuchon:   ka,p (Maaseik), ka.p (Borlo, ... ), ka.p-kɛpkə (Velm), kap (Achel, ... ), kap, -ə, keͅpkə (Millen), kapə (Kaulille), kāp (Bree), kāp-kāpə-keͅpkə (Neeroeteren), kḁp (Borgloon), kàp (Bilzen, ... ), Verklw. \\ kpk\\  kàp (Zolder), dak van de mijt:   ka.p (Achel, ... ), kap (America, ... ), dwarskap:   kap (Geleen  [(Maurits)]   [Winterslag, Waterschei]), gebint:   kap (Ottersum, ... ), haamkap:   kap (Aalst, ... ), hak van een schoen:   kap (Meeswijk), harde puntslag van een priktol:   kap (Eksel), hielstuk van een schoen:   kap (Einighausen), hoofdkap van vrouwelijke religieuzen:   de kap (Hoensbroek, ... ), kab (Lommel), kaop (Opglabbeek), kap (Aldeneik, ... ), kap} [van ən bəgeͅin (Riksingen, ... ), kup (Brunssum), kàp (Hechtel, ... ), káp (Haelen), kâp (Schimmert), kɛp (Opheers), huif van de huifkar:   kap (Alt-Hoeselt, ... ), hul:   kap (Amby, ... ), kap:   ka.p (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), kap (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Beringen, Zwartberg, Houthalen, Winterslag, Waterschei, Eisden]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]  [Willem-Sophia]  [Emma]  [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Julia]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]  [Maurits]  [Laura, Julia]  [Zwartberg, Eisden]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Maurits]  [Domaniale]  [Maurits]  [Maurits]  [Domaniale, Wilhelmina] [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), kap aan de vlegelknuppel:   kap (Aalst, ... ), kap aan de vlegelstok:   kap (Brustem, ... ), kap van een lange schoudermantel:   ka.p (Borlo, ... ), ka.p - keͅpkə (Rotem), kap (Achel, ... ), kapə (Kaulille), kāp (Bree), kḁp (Borgloon, ... ), B.v. jas met een kap.  kap (Hamont), B.v. Kebang mit n kap.  kap (Roermond), B.v. Regenjas met kap.  kap (Lommel), kap van het rijtuig:   kap (Achel, ... ), kapconstructie:   kap (Lummen, ... ), kapmantel:   kap (Opheers), ’n kap (Ottersum), ZND35,011b: Alleen nog bij eenige oude boerenmenschen.  inne kap (Hasselt), ZND35,011b: Bij oude menschen.  in kap (Sint-Lambrechts-Herk), koorkap:   kap (Tessenderlo), kàp (Sint-Truiden), korte laars:   kap (Meijel, ... ), kraag van een kraagmantel:   kap (Eigenbilzen), lampenkap:   kap (Venlo), lap op een schoen: [sic]  kap (Kermt), laskap, lashelm:   kap (Loksbergen), lip van een hoefijzer:   kap (Heerlen, ... ), meisjesmuts met afhangende strook:   ka.p (Tongeren), kap (Neeritter, ... ), mijnpet:   kap (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Maurits]  [Domaniale]), molenkap:   kap (Baexem, ... ), kãp (Hamont, ... ), muts:   kap (Kelmis), muts met pompon:   kap (Herten (bij Roermond)), muts: algemeen:   kap (Baelen, ... ), kâp (Bocholtz, ... ), i.e. met klep.  kap (Mechelen), Zelden.  kap (Eupen), pet met opstaand bovenstuk:   kap (Waubach), pet: algemeen:   ka.p (Montzen), kap (Bocholtz, ... ), kapp (Lontzen), kep (Afferden), als een bristolpot  kap (Bocholtz), b.v. E Belsj kepke.  kap (Kerkrade), de gewone pet vorm  kap (Vijlen), gewone pet  kap (Rimburg), gewone pet met klep  kap (Rimburg), klep aan de voorkant  kap (Waubach), møts = zonder klep  kap (Welkenraedt), møyts = over de oren  kap (Eynatten), ps. omgespeld volgens Frings.  kap (Eys), rond  kap (Eys), petje:   kap (Gulpen, ... ), pikkeling, zwad met een slag afgepikt:   ka.p (Gutschoven), kap (Borgloon, ... ), puntmuts:   kab (Lommel), kap (Lommel, ... ), kàp (Hechtel), schoorsteenkap:   kap (Bleijerheide), schoudermanteltje:   kēp (Donk (bij Herk-de-Stad)), schuif:   kap (Bilzen, ... ), smidskap:   kap (Kerkrade, ... ), spits, kop van de mijt:   ka.p (Achel, ... ), kap (As, ... ), steek:   kap (Tessenderlo), vijlkap:   kap (Bilzen, ... ), vlegelknuppel, slaghout:   kap (Heppen, ... ), wijde regenmantel zonder mouwen:   kap (Genk, ... ), kap, -ə (Millen), kap, -ə, -keͅpkəs (Eigenbilzen), witte kanten muts zonder sierkrans:   kap (Waubach), witte muts met sierkrans en afhangende linten:   kap (Weert), wolfseinde:   kap (Ell  [(diminutief: kɛpkǝ)]  , ... ), wollen muts (kinderen):   kap (Hout-Blerick), kap [kap} (Neerharen), informant: is gebreide muts met kraag  kap (Neeritter), zaaglade:   kap (Heel, ... ), zadeldak:   kap (Neeritter), zeisring:   kap (Sint-Truiden) I-10, I-13, I-3, I-4, I-6, II-1, II-10, II-11, II-12, II-3, II-4, II-5, II-6, II-9, III-1-2, III-1-3, III-2-1, III-3-1, III-3-2, III-3-3