e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
scheuten afsnijden snoeien:   scheut afsnij (Sint-Truiden) I-7
scheuten ploegen een geerakker ploegen:   [scheuten] plōgǝ (Mechelen, ... ) I-1
scheuten uitvaren een geerakker ploegen:   [scheuten] ūs.vãrǝ (Bocholtz), [scheuten] ūt˲vãrǝ (Klimmen) I-1
scheuten varen een geerakker ploegen:   [scheuten] vãrǝ (Margraten, ... ) I-1
scheutenbeurs knikkerzakje:   scheu.tebórs (Zolder) III-3-2
scheutenspelen knikkeren: Sub scheu.t.  scheu.tespeele (Zolder), Védze; kuilke schie.te, sláng schie.te, muu.rke tétse.  scheu.te spee.le (Zolder) III-3-2
scheuter diarree:   šø̄tǝr (Oost-Maarland), šø̜̄.tǝr (Sint-Martens-Voeren, ... ), handschieter:   šø̄tǝr (Noorbeek), ovenpaal:   sxytǝr (Koningsbosch), sxø̄tǝr (Achel, ... ), šyǝtǝr (Margraten), šȳøtǝr (s-Gravenvoeren), šȳǝtǝr (Eijsden, ... ), šø̄tǝr (Berg / Terblijt, ... ), šø̜̄tǝr (Heythuysen, ... ), šø̜jtǝr (Gronsveld), žȳtǝr (Bocholt), schieter:   šø̄tǝr (Meijel) I-11, II-1, II-9
scheuterbig varken van acht tot twaalf weken:   sxøtǝrbex (Berg) I-12
scheuteren diarree:   (de koe) šø̄tǝrt (Oost-Maarland), (de koe) šø̜i̯tǝrt (Herten, ... ), (de koe) šø̜i̯tǝrtj (Horn), šø̜i̯tǝrǝ (Eisden), vooroverduikelen:   sjeutere (Ten-Esschen/Weustenrade) I-11, III-1-2
scheutig begerig:   sjīētəch (op) (Meeuwen), lust hebben om te luieren:   scheutig (Helchteren), sjietig (Bree), royaal: hä is neet schüetig  schüetig (Heerlen), Van Dale: scheutig, 2. gauw geneigd geld of iets anders te geven, onbekrompen, vrijgevig.  scheutig (Geleen), sjeutig (Montfort) III-1-4, III-3-1