e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
aardhak aanaardhak:   ɛ̄rdak (Hunsel), hak:   ē̜rthak (Leuken, ... ), hak om de voor af te hakken:   ęrthak (Rijckholt), ę̄rthak (Neeritter), houweel:   i̯āthak (Borgloon), ē̜rthak (Herkenbosch, ... ), ɛ̄rthak (Haelen), mesthak:   ē̜rthak (Leuken), ęrthak (Rijckholt), overig pootgereedschap:   jartak (Hasselt) I-1, I-13, I-5
aardhoop compost:   ęrthōp (Siebengewald), composthoop:   ęrthōp (Siebengewald), grote hoeveelheid, hoop:   ēͅrthuəp (Overpelt), eͅərhūəp (Paal), heuvel:   ijǝthōp (Bilzen), heuvel, kleine hoogte: (= aardhoop).  iejethoop (Bilzen) I-1, I-8, III-4-4
aardhoop naar de wei brengen met compost bestrooien:   [aardhoop] nǫr dǝ węi̯ bręŋǝ (Siebengewald) I-1
aardhout bakkershout:   jathǫwt (Herk-de-Stad) II-1
aardhouw houweel:   ęrt˱hǫu̯w (Nederweert) I-13
aardig bedroefd: ook materiaal znd 23,33  aarig (Beringen), beteuterd:   arig (Maasbree), oordəg (Loksbergen), ook materiaal znd 32, 67  aorig (Kwaadmechelen), duizelig:   aardig (Opglabbeek), arrig (Hechtel), oadig (Loksbergen), oodig zijn (Mechelen-Bovelingen), grappig:   aardig (Susteren), oreg (Beverlo, ... ), ook materiaal znd 24, 26  aadig (Zichen-Zussen-Bolder), aardig (Boorsem), ōͅdəx (Aalst-bij-St.-Truiden), mooi:   aoərəch (Hamont), onwel:   aardig (Weert), arig (Gruitrode), ĕŭrrig (Heppen), hiel aardig (Dilsen), ich viel mich zu oardig (Genk), oadech zè.n (Borgloon, ... ), oadig (Loksbergen), zich arig vele (Bree), ziech aardig veule (Boorsem), [Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].  ziech aardig veule (Boorsem), Misselijk.  aordig zin/zien (Bilzen), prettig:   aardig (Neer), raar, vreemd:   aa:rdig (Roermond), aadig (Nieuwenhagen, ... ), aadəch (Ingber), aardich (Meeuwen), aardig (Bree, ... ), aardÚəch (Meeswijk), aarich (Meeuwen, ... ), aarig (Altweert, ... ), aodig (Diepenbeek, ... ), aordig (Bree, ... ), aoërech (Zonhoven), aoërich (Zonhoven), areg (Castenray, ... ), arig (As, ... ), aârdig (Tungelroy), ārdix (Bocholt), ārdəx (Rekem), ārex (Beringen), ārəx (Hasselt), a’dieg (Bleijerheide, ... ), oa(r)dig (Sint-Truiden), ōͅdix (Sint-Truiden), ōͅrəx (Sint-Huibrechts-Lille), oͅadəx (Loksbergen), oͅərex (Tessenderlo), áárdig (Haelen), áárəg (Grubbenvorst), òədəch (Niel-bij-St.-Truiden), ôdig (Kortessem), = vreemd (raar = zeldzaam)  aadich (Bocholtz), Beverlo Wb. nog nakijken  ōreg (Beverlo), cf. VD s.v. "aardig"4. (gew.) zonderling, ongewoon, eigenaardig  ādəx (Montzen), oreg (Beverlo), det is einen aardige, dao mòste dich väör heuje  aardig (Echt/Gebroek), Dèn kèl vertrow ik nie; hïj kiekt zö aorig  aorig (Gennep, ... ), ich vielde mich oarig wèère  oarig (Genk), ich vòn det hèè maar hiêl arig diêj  aardig (As, ... ), Iech vo.nd ta zoe aarig  aarig (Hasselt), ook materiaal znd 19a, 003  aadig (Aalst-bij-St.-Truiden), aardeg (Weert), aardich (Ophoven), aardig (Eisden, ... ), aarig (Bocholt, ... ), aarrig (Helchteren), aedig (Kuringen), aerdig (Hasselt), aodig (Kerkom, ... ), aorex (Sint-Huibrechts-Lille), aorig (Koersel), ardəx (Grote-Brogel), arich (Kleine-Brogel), arig (Grote-Brogel, ... ), arrig (Hechtel), aurig (Beverlo), ādeg (Zepperen), ādig (Herk-de-Stad), ārdig (Overpelt), ārdĭg (Maaseik), ārdəx (Molenbeersel, ... ), āreͅg (Lummen), ārəx (Hasselt), āədəch (Stevoort), a͂dich (Velm), a͂rəx (Zonhoven), ēdəg (Hasselt), o-dich (Mettekoven), oaadig (Mielen-boven-Aalst), oadig (Sint-Truiden, ... ), oardig (Genk), ōrdig (Sint-Truiden), ōͅreg (Oostham), ōͅrex (Hamont), ōͅrēg (Genk), ōͅrog (Overpelt), âdix (Mettekoven), âârig (Zolder), âêdig (Kozen), ərrəg (Beverlo), ook materiaal znd 19a, 003 de "h"is een vreemd teken, slecht leesbaar  ārihj (Grote-Brogel), ook materiaal znd 19a, 003 met lengteteken op de á  árəx (Hasselt), ook materiaal znd 8, 045  aar-dig (Maaseik), aardig (As, ... ), aedich (Kermt), oidich (Halen), ōͅdəx (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), ōͅrəx (Zonhoven), oͅdex (Hoepertingen, ... ), oͅwdex (Hoepertingen), raar = zeldzaam; arig = zonderling  árig (Sevenum), vb.: een aadige man = een rare man  aadig (Wijlre), vriendelijk:   aardig (Heel, ... ), oa(r)dig (Sint-Truiden) III-1-2, III-1-4
aardig dromen een nachtmerrie hebben:   aordig gedruumd (Eksel) III-1-2
aardig gezegde kwinkslag:   aardig gezegkde (Voerendaal) III-3-1
aardig in de klamotten zitten rijk zijn: Van Dale: klamot, klamodde, (gew.) 1. kluit, klont; - borrel; - 2. oorveeg; - 3. slons.  aardig in de klamotte zitte (Venlo) III-3-1
aardig kijken sip (kijken):   oarig kieke (Gennep) III-1-4