e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
neutelige mens knorrepot:   nīē.ëtelige mins (Zonhoven) III-1-4
neuteligheid verveling:   nuueteligheid (Venray) III-1-4
neutelijk balorig:   neutelik (Heythuysen, ... ), bits: Men spreekt ook van kôrtgeknuiptj.  neuëtëlik (Herten (bij Roermond)), kieskeurig:   nĕŭtelik (Geleen), nuuetelik (Lottum), nêûtelik (Horn), lastig (werken): cf. Schuermans s.v. "neutelijk"= moeilijk, lastig  neu:telik (Roermond), Waat böstoe toch e nwäötelik menke; cf. Schuermans s.v. "neutelijk"= moeilijk, lastig  nwäötelik (Echt/Gebroek), lichtgeraakt, kregel:   nuuëtelik (Altweert, ... ), nèuitelek (Stokkem), nêûtelik (Beegden), nötelik (Horn), cf. WNT IX, kol. 1911 ev. s.v. "neutelen - daarnaast ook neuteren"(= zich met beuzelingen ophouden, leuteren, zeuren, talmen). Afl. neutelaar. Gew. "neutelig"(= knorrig, slechtgehumeurd)  neutelik (Sittard), nors: [oorspr. opg. muiëtelik, rk]  neuëtelik (Herten (bij Roermond)), slechtgehumeurd (zijn):   neoutelik (Neer), neutelik (Haelen, ... ), neutəlik (Kapel-in-t-Zand, ... ), nuaetelik (Geleen), nuëtelik (Heel, ... ), nuëtelik zien (Venlo), nūūjtələk (Reuver), nŭŭtelik (Sevenum), nêûtelik (Meerssen), stroef: vgl. Roermond Wb. (pag. 195): neu:telik, humeurig, korzelig, lastig.  neutəlik (Roermond), wrevelig (zijn):   neutelik (Nieuwstadt), neutəlik (Kapel-in-t-Zand, ... ), (= humeurig).  neutelik (Haelen), cf. Schuermans p. 408 s.v. "neutelijk"= moeilijk, lastig (Limb. cf. WNT IX, kol. 1911 s.v. "neutelen - daarnaast ook neuteren"...."Aanm. Gewestelijk bestaat een woord neutelig, knorrig, slechtgehumeurd...waarschijnlijk een bijvorm van netelig..  nuuëtelek (Castenray, ... ) III-1-4, III-3-1
neutelijk zijn lastig zijn: (is lastig).  hae is neutelik (Sittard) III-1-4
neutelijke, een - persoon met een lastig karakter: Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend  nēūtəlikkə (Roermond), nuaetelige (Geleen) III-1-4
neutje borrel:   neutje (Hoensbroek, ... ) III-2-3
neutselen drenzen:   neutschele (Limbricht) III-1-4
neuzedrup voetpannen:   nø̄zǝndrø̜p, nø̄zǝndryp (Gennep, ... ) II-9
neuzel overstekend dakgedeelte op de binnenplaats:   nø̄zǝl (Beringen, ... ), rok:   nø̄zǝl (Lummen, ... ), voetpannen:   nøzǝl (Linkhout), nø̄zǝl (Meldert, ... ) I-6, II-3, II-9
neuzelaar treuzelaar:   neuzeleer (Caberg, ... ), neuzeleir (Amby), nuzzeler (Waubach), wat n neuizelèr (Kanne), wat ənən neuzeleir (Lanaken), cf. WNT IX, kol. 1911 ev. s.v. "neutelen - daarnaast ook neuteren"(= zich met beuzelingen ophouden, leuteren, zeuren, talmen). Afl. neutelaar. Gew. "neutelig"(= knorrig, slechtgehumeurd)  neutselaer (Sittard), cf.Schuermans s.v. "nozelen"= hetzelfde als "neuzelen"; cf. Schuermans s.v. "neuzelen"= hetz. als neutelen: d.i. langzaam zijn, dralen, talmen  nozelee:r (Roermond) III-1-4