e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
opsoppen dweilen:   opsoppe (Gronsveld), opsoppen (Venray), oͅpsoͅpə (Tegelen), uitsoppen:   ǫpsǫpǝ (Schinnen) II-9, III-2-1
opspannen behangjute spannen:   opspanǝ (Maasbree, ... ), de poten spannen:   opspannen (Sint-Truiden), ōpšpanǝ (Heerlen), ǫpspanǝ (Lummen), ǫpspanǝn (Neeritter), de zaag spannen:   upspanǝ (Tessenderlo), ǫpspanǝ (Diepenbeek, ... ), ǫpšpanǝ (Herten), draaien:   opspanǝ (Maastricht), een vloer aandrijven:   upspanǝ (Tessenderlo), inzetten:   ǫpspanǝ (Hamont), klemmen:   opšpanǝ (Herten), scheren:   opšpanǝ (Beringe) II-1, II-12, II-7, II-9
opspelden patroontekenen:   opspɛldǝ (Hopmaal), spelden:   opspɛlǝ (Meeuwen) II-7
opspelen een kaart uitspelen: VD opspelen, 1. spelende in de hoogte gooien; -(kaartsp.) spelend op tafel leggen, uitspelen; -(kaartsp.) beginnen te spelen, voor de hand zitten.  ópspeule (Meerlo, ... ), iemand luidruchtig berispen:   də mudər gɛid opspiɛlə (Stokkem), də mɛm zəl opspeələn (Dilsen), moder zal apspulen (Bocholt), Moder zal opspielen (Helchteren), Moeder zal opspelen (Helchteren), Moeder zal opspielen (Neeroeteren), moeder zal opspulen (Bocholt), moeke zal opspelen (Peer), moen zal opspelen (Peer), mojer zal opspièlen (Bree), mooder zal opspeule (Kaulille), mooder zal opspiele (Bree), mooder zal opspêlen (Neeroeteren), mooier zal opspelen (Peer), moojer zal opspielen (Neeroeteren), mooër zal opspielen (Bree), mōdər zāl opspø̄lən (Maaseik), opspeule (Maastricht), opspielen (Neeroeteren, ... ), òpspīēle (As), ùpspeele (Beverlo), ingrijpen:   opspelen (Eksel), mopperen:   opspeùle (Sevenum), opspelen:   op spelen (Kesseleik), op-speule (Sevenum), opsjpeele (Geulle, ... ), opsjpeelə (Beesel, ... ), opsjpele (Haelen, ... ), opsjpeule (Mheer), opsjpeële (Gulpen), opsjpēēlə (Reuver), opsjpuüle (Gronsveld), opsjpèle (Susteren), opsjpèlə (Doenrade), opsjpîêlə (Heerlen), opspee.lə (Kelpen), opspeelə (Montfort), opspelen (Eksel, ... ), opspelən (Urmond), opspeule (Caberg, ... ), opspeulen (Ophoven), opspeulə (Maastricht), opspiele (Eys), opspieële (Voerendaal), opspiêle (Bree), opspīlə (Meeuwen), opspèùle (Sevenum), opspéle (Hoeselt), ŏĕpspijlə (Loksbergen), òpsjpeelə (Heel), òpsjpîêlə (Amstenrade), òpspeule (Venray), òpspīēle (As), ópspeule (Tienray), ópspeulə (Gennep, ... ), ópspieële (Heerlen), ôpspeule (Oirlo), raaskallen:   opspēūle (Meerlo), razen en tieren:   opsjpele (Schimmert), (u is meer doffe e {\\}).  opspjulle (Eigenbilzen), uitschelden:   opspieələ (Opitter), weigerachtig:   opspeule (Oirlo), zich zeer slecht gedragen:   opsjpele (Susteren), opspeelə (Montfort), opspeule (Oirlo), (= zijn misnoegen kenbaar maken).  opspeule (Tungelroy) III-1-4, III-3-1, III-3-2
opspeles uitbrander:   ùpspeeles (Beverlo) III-1-4
opspeling uitbrander:   ùpspeeling (Beverlo) III-1-4
opspieën inzetten:   upspijǝ (Tessenderlo) II-12
opspieën/-spijen opspie:   ǫpspi.ǝ (Rutten), ǫpspiǝ (Alt-Hoeselt), ǫpspęjǝ (Diepenbeek, ... ), ǫpspɛjǝ (Tongeren), opspijlen:   opspęjǝ (Diepenbeek), sleks geven:   ǫpspe.jǝ (Weert) II-3, II-6
opspie√´n uitdraaien, oprekken:   opspi-jǝ (Milsbeek) II-10