33884 |
zondagsziekte |
kruisslag:
krȳslax (Q020p Sittard)
|
Een ernstige stofwisselingsstoornis in de spieren van de achterhand van het paard, meestal na een zware werkperiode. De aanleiding tot de ziekte -ook maandagziekte genoemd - is overmatige en dikwijls eenzijdige voeding gedurende een periode van stalrust tijdens het weekeinde, bestaande uit suiker- en zetmeelhoudende stoffen. Gaat het dier weer aan het werk, dan verbrandt de suiker en het melkzuur dat hierbij vrij komt beschadigt de spieren. Na het inspannen vertoont het paard loomheid, een korte stap en laat het hoofd hangen. Specifiek is tevens een onzekere en wijde gang van de achterhand, gepaard met overdadig zweten. Laat men het paard niet meteen rusten, dan zakt het door in het achterstel en laat zich vallen. [A 48A, 1; N 8, 90r; monogr.]
I-9
|
23339 |
zonde |
zonde:
zunj (Q020p Sittard)
|
zonde [SGV (1914)]
III-3-3
|
23340 |
zonden |
zonden:
zunj (Q020p Sittard)
|
zonden (mv.) [SGV (1914)]
III-3-3
|
32762 |
zonder voor spitten |
buttelen:
bø̜tǝlǝ (Q020p Sittard),
dabben:
dabǝ (Q020p Sittard),
gaffelen:
gafǝlǝ (Q020p Sittard
[(met een riek spitten)]
),
omdabben:
omdabǝ (Q020p Sittard),
opbuttelen:
op˱bø̜tǝlǝ (Q020p Sittard
[(ondiep omspitten met een riek)]
),
tussen hals en nak graven:
tø̜šǝn hals˱ ɛn nak ˲grā.vǝ (Q020p Sittard)
|
Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.]
I-1
|
20066 |
zonnebloem |
zonnebloem:
zónnebloum (Q020p Sittard),
idiosyncr.
zonnebloum (Q020p Sittard)
|
Zonnebloem (heleanthus annuus) (kleine zonnebloem, zonneroos, zonnester, zonnebloem, zonnewende, helenium). [N 92 (1982)]
III-2-1
|
30978 |
zool |
zool:
zǭl (Q020p Sittard)
|
Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33]
I-9
|
18342 |
zool van een schoen |
schoenslap:
vgl. p. 387: sjounslap.
sjoonslap (Q020p Sittard),
zool:
zaol (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard)
|
schoenzool || zool van een schoen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
28991 |
zoom |
zoom:
zǫw.m (Q020p Sittard),
zǫwm (Q020p Sittard)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
34620 |
zoom in de huif |
schuif:
šȳf (Q020p Sittard)
|
Open zoom in de huif, waardoor een koord loopt waarmee men de huif kan vastsjorren. [N 17, 75]
I-13
|
20189 |
zoon |
zoon:
zoon (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard)
|
zoon [SGV (1914)]
III-2-2
|