e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwerm vogels groepje: gruupke (Stein), klad: klat (Zonhoven), klocht: kloch (Born), klocht (Bree, ... ), klogt (Thorn), kloocht (Heel), kloog (Guttecoven), klo͂cht (Haelen), klòch (Stevensweert), klòcht (Blitterswijck, ... ), klòg (Klimmen), klòòcht (Meijel, ... ), klóg (Venlo), klôcht (Herten (bij Roermond), ... ), klöch (Haelen, ... ), bijv. van duiven  klocht (Heythuysen), gezegd van eenden  klôg (Venlo), troep vogels  klócht (Altweert, ... ), troep, ic van patrijzen  klòch (Roermond), troep, vooral van patrijzen  klóch (Maastricht), vlucht vogels  kloch (Maasniel), vlucht, bijv. patrijzen  kloch (Grathem), klucht: klucht (Wijlre), klø.x (Eys, ... ), kroep: kroep (Meijel), kudde: ku.əj (Kwaadmechelen), kud (Epen, ... ), köt (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), ook: vlèch, streep (langgerekte vlucht)  kèd (Bilzen), van duiven  köd (Geleen), rek: raek (Klimmen), school: sjoel (Gulpen, ... ), streep: (langgerekte vlucht ook: vlèch, kèd  streep (Bilzen), trek: trék (As), troep: troap (Stevensweert), troep (Blerick, ... ), trop (Schinnen, ... ), trōp (Houthalen), tru.p (Eys, ... ), tròp (Maastricht, ... ), tröp (Pey), troep, ic van vogels  truup (Roermond), vlucht: er vluch (Susteren), fluk (Heerlen), vleuch (Hoeselt), vleug (Simpelveld), vlĕg (Vlijtingen), vluch (Blerick, ... ), vlucht (Beesel, ... ), vlug (Boekend, ... ), vlugd (Meijel), vlugt (Kelpen), vluig (Maastricht), vlūg (Schimmert), vlŭg (Nieuwenhagen), vlŭŭg (Montfort), vläog (Bleijerheide, ... ), vlèg (Eigenbilzen), vlöch (Heer, ... ), vlög (Geulle, ... ), vløcht (Jeuk), vlø͂ͅx (Meeswijk), ook: kèd, streep (langgerekte vlucht)  vlèch (Bilzen), vogelzwerm: voeëgelsjwerm (Eygelshoven, ... ), zwerm: chwärem (Aubel), schwerm (Gulpen), schwärm (Eupen), sjerm (Oirsbeek), sjweem (Vaals), sjwerm (Bleijerheide, ... ), sjwerme (Valkenburg, ... ), sjwèèrm (Heerlen), zjwerm (Geleen, ... ), zjwèrrəm (Amstenrade), zjwérm (Gronsveld), zjwérrem (Klimmen), zwaerm (Venray), zwerm (Bilzen, ... ), zwerm veugel (Schimmert), zwerrem (Lommel, ... ), zwērm (As, ... ), zwērrem (Genk), zwērrĕm (Oostham), zwâerm (Overpelt), zwèirm (Peer), zwèrm (Venray), zwèèrm (Gennep), zwêr"m (Tongeren), zwörm (Sint-Truiden), van vogels, sprinkhanen, enz.  zwɛ.rəm (Meeswijk), zwok: zwòk (Echt/Gebroek) duif, troep duiven || groep bijeenhorende vogels (vlucht, klamp, krooi) [N 83 (1981)] || klucht || troep vogels || vlucht || vlucht vogels || vlucht, troep || zwerm [Willems (1885)] || zwerm duiven || zwerm mussen || zwerm vogels || zwerm, vlucht || zwermen III-4-1
zwermcel koninginnedop: kø̄neŋenǝdop (Beek, ... ), kø̄nǝgenǝdop (Stein), (mv)  kø̜nǝgenǝdø̜p (Peij), moerdop: mūrdop (Beek), (mv)  mōrdø̜p (Asenray / Maalbroek), zwermcel: zwermcel (Opglabbeek), zwɛrǝmsɛl (Diepenbeek, ... ), zwermdop: zwermdop (Born, ... ), zwērǝmdop (Meijel  [(mv zwērǝmdø̜p)]  ), zwęrmdop (Venray), zwɛrmdop (Dilsen, ... ), zwɛrmdǫp (Houthalen, ... ), šwɛrmdop (Heerlen), žwɛrmdop (Beek, ... ), (mv)  zwɛrmdø̜p (Maaseik, ... ), zwɛrmdɛp (Hasselt), žwɛrmdø̜p (Tegelen) Koninginnecel of moerdop die in de zwermtijd wordt bijgebouwd. De zwermcel heeft een dikke, ronde bodem. [N 63, 26c; N 63, 26b; N 63, 24c] II-6
zwermen zwermen: zwarmǝ (Martenslinde, ... ), zwermen (Laak, ... ), zwármǝ (Martenslinde), zwárǝmǝ (Koninksem), zwø̜rmǝ (Horst, ... ), zwø̜rmǝn (Neerhespen), zwø̜rǝmǝ (Gingelom, ... ), zwārmǝ (Weert), zwērmǝ (Wellerlooi), zwę.rmǝ (Hasselt), zwęrmǝ (Geistingen, ... ), zwęrǝmǝ (Heppen, ... ), zwę̄rmǝ (Heijen, ... ), zwɛ.rmǝ (Membruggen), zwɛ.rǝmǝ (Gelinden, ... ), zwɛrmǝ (Aalst, ... ), zwɛrmǝn (Dilsen, ... ), zwɛrǝmǝ (Aalst, ... ), zwɛrǝmǝn (Gors-Opleeuw, ... ), zwɛ̄rmǝ (Gellik, ... ), zwɛ̄rǝmǝ (Eksel, ... ), šwɛrmǝ (Amby, ... ), žwrɛ̄mǝ (Buggenum), žwę̄rmǝ (Sint Odilienberg), žwɛrmǝ (Asenray / Maalbroek, ... ), žwɛrǝmǝ (Heer, ... ), zwerven: zwɛrǝvǝ (Duras) Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.] II-6
zwermlustig zwermlustig: zwermlustig (Kerkhoven, ... ), zwērmløstex (Wellerlooi), zwęrmlø̜stex (Geistingen), zwɛrmlestex (Genk), zwɛrmløstǝx (Peij, ... ), zwɛrmlø̜stex (Thorn), zwɛrǝmløstex (Weert), žwɛrmløstex (Beek, ... ), žwɛrmlø̄stex (Noorbeek, ... ), zwermzuchtig: zwɛrmzøxtex (Weert) Zwermlustig, gezegd van een volk dat graag en veel zwermt. [N 63, 39b] II-6
zwermlustig volk kapotzwermers: kapǫtzwɛrmǝrs (Zepperen), zwermduivels: zwę.rmdivǝls (Hasselt), zwɛrmdȳvǝls (Houthalen), zwɛrǝmdȳvǝls (Diepenbeek), žwɛrǝmdȳvǝls (Tegelen), (enk)  zwɛrmdyvǝl (Asenray / Maalbroek, ... ), zwɛrmdȳvǝl (Horst, ... ), žwɛrmdyvǝl (Asenray / Maalbroek, ... ), žwɛrmdȳvǝl (Roermond), žwɛrǝmdȳvǝl (Noorbeek, ... ), zwermers: zwɛrmǝrs (Millen), zwɛrǝmǝrs (Zepperen), (enk)  zwɛrmǝr (Ysselsteyn), zwermtrui: zwɛrǝmtryj (Venray) Volk dat graag zwermt. Een dergelijk volk heeft enige tientallen moerdoppen gebouwd, terwijl een zwermtraag volk het in de regel bij drie of vier moerdoppen zal laten of soms helemaal geen zwermcellen aanzet. [N 63, 39b; N 63, 39d; Ge 37, 121] II-6
zwermrijp gaat zwermen: geǝt zwermǝ (Genk), klaar om te zwermen: klǭr øm tǝ žwɛrmǝ (Asenray / Maalbroek), rijp: rijp (Maasmechelen), staat op zwermen: stø̜jt op zwɛrmǝ (Maaseik), zwermachtig: zwɛrmɛxtex (Houthalen), zwermrijp: zwermrijp (Kerkhoven, ... ), zwērmrīp (Wellerlooi), zwɛrmrī.p (Geulle, ... ), zwɛrmrīp (Asenray / Maalbroek, ... ), zwɛrmrɛ̄.p (Hasselt), zwɛrǝmri.p (Weert), zwɛrǝmrīp (Venray), zwɛ̄rǝmrip (Meijel), šwɛrmrīǝp (Heerlen), žwɛrmrī.p (Herten), žwɛrmrīp (Beek, ... ), žwɛrǝmrīp (Noorbeek, ... ), zwermvaardig: zwɛrmvjādex (Zepperen) Zwermrijp, gezegd van een volk dat op het punt staat om te gaan zwermen. [N 63, 39a; N 63, 38b] II-6
zwermtraag traag: traag (Kerkhoven), troǝx (Wellerlooi), trǭx (Noorbeek, ... ), zwermlangzaam: zwęrmlantsǝm (Geistingen), zwermlui: zwɛrmlø̜j (Geulle), zwermslap: zwę.rmslap (Hasselt), zwermtraag: zwermtraag (Maasmechelen, ... ), zwɛrmtra.x (Dilsen), zwɛrmtruǝx (Houthalen), zwɛrmtrǭx (Born, ... ), zwɛrǝmtrǭx (Venray, ... ), zwɛ̄rǝmtrǭx (Meijel), šwɛrmtroax (Heerlen), žwɛrmtrǭx (Asenray / Maalbroek, ... ) Zwermtraag, gezegd van een volk dat niet of nauwelijks wil zwermen. Een dergelijk volk zet slechts enkele of geen moercellen aan. [N 63, 39c] II-6
zweten zweet laten: zweejt gelu.tə (Hoepertingen), zwiet gelote (Kuringen), zweten: geschwèt (Amby), gezwait (Rotem), gezwed (Kaulille), gezweet (Heers, ... ), gezwet (As, ... ), gezwetj (Geistingen), gezwĕit (Lanaken), gezwĕt (Bilzen), gezwie.d (Wijchmaal), gezwieet (Beringen), gezwiet (Heusden, ... ), gezwit (Overpelt), gezwīt (Linde), gezwèd (Lanklaar), gezwèt (Mheer, ... ), gezwét (Montzen), gezwéët (Wellen), gezwêt (Kanne), gøzweͅət (Oostham), gəzwet (Halen, ... ), gəzwetj (Molenbeersel), gəzwēt (Gelinden), gəzwēͅt (Koninksem), gəzweͅjt (Maastricht), gəzweͅt (Hamont, ... ), gəzwit (Zonhoven), gəzwiət (Sint-Truiden), gəzwät (Tessenderlo), gəzwɛt (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), schjwèète (Heerlerheide), schweeitə (Swalmen), schweete (Epen, ... ), schwei.te (Puth), schweite (Bingelrade, ... ), schweiten (Amby, ... ), schwete (Heerlen, ... ), schweten (Schaesberg), schwēse (Kerkrade), schwéte (Mechelen), schwéète (Voerendaal), schwééte (Nuth/Aalbeek), sjweese (Bocholtz, ... ), sjweesse (Bleijerheide), sjweete (Brunssum, ... ), sjweite (Baexem, ... ), sjweiten (Geleen), sjwete (Hoensbroek, ... ), sjwèj.te (Mechelen), sjwèète (Hoensbroek, ... ), sjwéése (Kerkrade), sjwêête (Gulpen), sweese (Bocholtz), sweete (Bocholtz), swèète (Wolder/Oud-Vroenhoven), šweete (Brunssum), šweitə (Eupen), zchweite (Valkenburg), zhwète (Mheer), zjwei.te (Boukoul), zjweite (Asenray/Maalbroek, ... ), zjwēīte (Heer), zjwijte (Reuver), zjwèjte (Panningen), zjwèète (Gronsveld, ... ), zjwèètə (Heerlerheide), zjwèìte (Mesch), zwaite (Echt/Gebroek), zweeite (Meerlo, ... ), zweejte (Venray, ... ), zweete (Gennep, ... ), zweeten (Heijen), zwei.te (Weert), zweijte (Thorn), zweite (Baarlo, ... ), zweiten (Blerick, ... ), zweitte (Baarlo), zwejtən (Bocholt), zwete (Gennep), zweten (Afferden), zweëte (Meijel), zwēīten (Wolder/Oud-Vroenhoven), zwie:te (Horst), zwieete (Blitterswijck, ... ), zwiejete (Wanssum), zwiejte (Well), zwiejëte (Venray), zwiete (Swolgen), zwieëte (Afferden), zwieəte (Arcen, ... ), zwijte (Nederweert, ... ), zwitte (Eksel), zwiëte (Broekhuizen, ... ), zwiətə (Loksbergen), zwīēte (Broekhuizen, ... ), zwjèète (Gronsveld), zwè.itə (Maastricht), zwète (Heerlerheide), zwééte (Oost-Maarland), zwéí.ten (Bree), zwêête (Middelaar), žwe͂.tə (Montzen), #NAME?  zjweite (Beegden) wij hebben daar gezweet [ZND 08 (1925)] || zweten [N 10a (1961)], [SGV (1914)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] III-1-2
zwetsen zwegelen: grootspraak  zwègele (Blitterswijck), WNT: zwegelen (I), 2. Onzin uitslaan, kletspraat verkoopen; grootspreken, opscheppen. a) Zwammen, zaniken, kletsen; b) Bluffen, snoeven, opscheppen; c) Schertsende, plagende opmerkingen maken.  zwêgele (Stevensweert) zwetsen [SGV (1914)] III-3-1
zweven afsteken: dae stjik aaf (Swalmen), draaien: draan (Rijkhoven), drijven: draiven (Tongeren), drieeve (Weert), drieve (Wijlre), hangen: hangen (Eisden), hangen wie een stootvogel: hīnk wie eine stootvogel (Geleen), planeren: planeren (As), ronddraaien: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  ró.ntdréén (Zolder), rondloeren: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  ró.ntlōē.re (Zolder), scheigelen: scheigele (Sint-Pieter), slaten: slaate (Jeuk), zwaaien: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  zwaaie(n) (Wanssum), zweven: schwaeve (Doenrade), sjweeve (Vlodrop), sjwève (Doenrade), zjwaeve (Klimmen), zweeve (Sevenum), zweevə (As), zweve (Eys, ... ), zweven (As, ... ), zwēvə (Meijel), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  zweeve (Bilzen), Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  zweve (Thorn) Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: zweven, planeren? [N 93 (1983)] || Hoe zegt men: het neerstrijken van de duif? [N 93 (1983)] III-3-2