31038 |
achterlap |
achterlap:
axtǝrlap (L421p Dilsen, ...
L267p Maasbree,
L163a Milsbeek),
āxtǝrlap (L265p Meijel),
afdeklap:
ǭfdęklap (Q083p Bilzen),
bovenvlak van de hak:
bovenvlak van de hak (K278p Lommel),
hinderlap:
heŋǝrlap (Q121c Bleijerheide),
lap van de knuppel:
lap van dǝr knøpǝl (Q253p Montzen),
onderlap:
oŋǝrlap (L293p Roggel)
|
De achterlap is het stuk leer dat dient als buitenste laag, dus als loopvlak, van de hak. Een hak is opgebouwd uit drie delen, de "omloper", de "onderstukken" en de "achterlap". Zie afb. 51. [N 60, 128c]
II-10
|
26058 |
achtermolen |
achtermolen:
axtǝr[molen] (L353p Eksel, ...
P046p Linkhout,
P051p Lummen,
L321p Neeritter,
L318p Stramproy,
K353p Tessenderlo,
L289p Weert),
achterste molen:
ęgǝlstǝ mø̄lǝ (L330p Herten),
achtersteenzolder:
achtersteenzolder (L292p Heythuysen),
normale steenzolder:
normale steenzolder (L300p Beesel, ...
L292p Heythuysen,
L267p Maasbree,
Q036p Nuth),
zoldering:
zoldering (K357p Paal),
zø̜lǝreŋ (P051p Lummen)
|
Het gedeelte van de molen(kast) waarin zich het koppel stenen van de windzijde bevindt. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛstormeindeɛ. Het woorddeel -ømolenŋ is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 43e; A 42A, 95]
II-3
|
31587 |
achternaafband |
achterband:
axtǝrbant (Q019b Groot Genhout, ...
Q001p Zonhoven),
axtǝrbantj (L381p Echt, ...
L434p Limbricht,
L382p Montfort,
Q020p Sittard),
axtǝrbaŋk (L270p Tegelen
[(mv -bɛŋ)]
),
axtǝrbɛnjt (Q015p Stein),
ātǝrbant (Q204a Mechelen),
(mv)
axtǝrbɛnj (L294p Neer),
achternavenband:
axtǝrnāvǝbantj (Q027p Doenrade),
achterring:
axtǝrrenk (Q101p Valkenburg),
asband:
as˱bantj (L322p Haelen, ...
L382p Montfort),
as˱bãnt (K353p Tessenderlo),
band:
bant (K318p Berverlo, ...
P051p Lummen,
L322a Nunhem,
Q001p Zonhoven),
bantj (L324p Baexem
[(mv be̜nj)]
, ...
L320a Ell
[(mv be̜nj)]
,
L329p Roermond),
baǝnt (L422p Lanklaar),
(mv)
bãn (K278p Lommel),
bęn (L416p Opglabbeek),
bɛnt (L269p Blerick),
bandring:
bantreŋk (L289p Weert),
binnennaafband:
be ̞nǝnāf˱baŋk (Q119p Eygelshoven),
binnenring:
benǝreŋk (L331p Swalmen, ...
L270p Tegelen),
binnenste naafband:
benastǝ nāf˱bant (Q039p Hoensbroek),
benastǝ nāf˱bantj (L383p Melick),
binnenste naafring:
benǝstǝ nē̜freŋk (L326p Grathem),
binnenste navelband:
benǝlstǝ nāvǝlbantj (L330p Herten
[(mv -bɛnj)]
),
domband:
dombānt (Q071p Diepenbeek, ...
K278p Lommel
[(mv bãn)]
),
dumbant (Q002p Hasselt, ...
Q078p Wellen),
dǫmbant (K358p Beringen, ...
Q176a Ketsingen,
K361p Zolder),
dǫmbɛ̄nt (K314p Kwaadmechelen
[(mv -ban)]
),
(mv)
dǫmbẽ̜n (Q156p Borgloon),
dǫmbē̜n (Q078p Wellen),
domreep:
dǫmriǝp (L282p Achel),
domring:
dumreŋk (P054p Spalbeek),
dǫmreŋ (L286p Hamont),
ijzeren band:
īzǝrǝn bānt (L164p Gennep, ...
L165p Heijen),
kontband:
kōntbant (Q095p Maastricht),
naafband:
nā(ǝ)f˱bɛ̜nj (L317p Bocholt),
nāf˱bant (L369p Kinrooi, ...
Q111p Klimmen,
Q096c Neerharen,
L416p Opglabbeek),
nāf˱bantj (L320c Haler),
nāf˱bānt (L163a Milsbeek
[(mv -bɛ̄nt)]
, ...
L163p Ottersum
[(mv -bɛ̄nt)]
),
nāf˱be̜nt (L271p Venlo),
nāf˱bɛntj (L289b Leuken, ...
L289p Weert),
nāf˱bɛ̜nj (Q019a Neerbeek, ...
Q032a Puth),
%%meervoud%%
nāf˱be̜nj (L372p Maaseik),
naafreep:
nāfrē̜jp (L423p Stokkem),
naafring:
nāfreŋk (L268p Velden),
nāfrēnk (L360p Bree),
nǭfreŋ (Q198b Oost-Maarland),
navenband:
(mv)
nāvǝbɛnj (L331b Boukoul, ...
L331p Swalmen),
navenring:
nāvǝreŋ (Q113p Heerlen),
reep:
riǝp (L316p Kaulille, ...
L265p Meijel,
P107a Rummen),
rēp (Q077p Hoeselt, ...
L422p Lanklaar,
L373p Roosteren,
L420p Rotem,
Q035a Rumpen),
rē̜p (Q093p Rosmeer),
ręjp (L295p Baarlo, ...
L321p Neeritter,
Q098p Schimmert,
L374p Thorn),
ręjǝp (K278p Lommel),
rę̄jp (L317p Bocholt, ...
L371p Ophoven),
ring:
reŋ (P055p Kermt),
reŋk (L244c America, ...
K357p Paal,
L373p Roosteren,
Q178p Val-Meer,
Q101p Valkenburg,
Q112p Voerendaal,
Q079a Wintershoven),
ring (Q022p Munstergeleen),
rēŋk (Q007p Eisden, ...
Q193p Gronsveld,
Q209p Teuven),
ręŋ (P186p Gelinden, ...
P197p Heers),
strijkband:
štrīk˱bant (Q196a Banholt, ...
Q196p Mheer),
toet:
tūt (L290p Panningen),
votband:
vǫt˱bant (Q111p Klimmen, ...
Q204a Mechelen),
vottenband:
vǫtǝbānt (Q197p Noorbeek)
|
De ijzeren band om het achtereinde van de naaf, aan de kant van de wagen. De achternaafband is doorgaans smaller dan de muilband. Zie ook afb. 214. [N G, 43d; N 17, 60b; Vld.]
II-11
|
20359 |
achterneef |
achterneef:
aachterneëf (Q117p Nieuwenhagen),
aaterneeëf (Q121p Kerkrade),
achternaef (L431p Dieteren, ...
L328p Heel),
achternaif (L385p Sint-Odiliënberg),
achterneef (Q095p Maastricht),
achternäf (L269p Blerick),
achternèf (L378p Stevensweert, ...
L270p Tegelen,
Q113a Welten),
achternève (Q100p Houthem),
achternèèf (Q101p Valkenburg, ...
Q201p Wijlre),
achternêf (L289p Weert),
axtərneͅi̯f (Q032p Schinnen),
àtërnnêef (Q162p Tongeren),
achterneef
achternèf (L249p Grubbenvorst),
ee van père (fr.)
achterneef (L191p Afferden),
kind van neef of nicht
achternèf (L269p Blerick),
naneef:
= achterneef; cf. WNT s.v. "naneef"A. = volle neef; B.2 achterneef (mar.: vgl. met "nabuur")
noanēf (L249p Grubbenvorst)
|
(neef; )Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)] || achterneef || neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20360 |
achterneefneef |
halve neef:
halve nèf (L269p Blerick)
|
neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20156 |
achternicht |
achternicht:
achternich (L269p Blerick, ...
L431p Dieteren,
Q100p Houthem,
Q095p Maastricht,
L270p Tegelen),
achternicht (L191p Afferden, ...
L328p Heel,
L385p Sint-Odiliënberg,
Q113a Welten),
axtərnix (Q032p Schinnen),
àtërnïch (Q162p Tongeren),
kind van neef of nicht
achternich (L269p Blerick),
half-nice:
hafnisjə (Q095p Maastricht),
mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening
haufnisjə (Q101p Valkenburg),
halfnicht:
#NAME?
halfnicht (L378p Stevensweert),
halve nicht:
kind van halve oom of tante
halve nich (L269p Blerick),
nanicht:
= achternicht; cf. WNT s.v. "na""......"II) Bijw."....... "I) c. in fig. toepassing, met betrekking tot personen en zaken: niet ver van iemand af staande, en dus hem nabij, niet vreemd voor hem"(mar.: vgl. met "nabuur")
noanicht (L249p Grubbenvorst),
nevenkinder:
achternichten
nēͅvəkeͅnjər (Q022p Munstergeleen)
|
(nicht;) Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)] || achternicht || nicht [ZND 11 (1925)] || nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20362 |
achternichtnicht |
halve nicht:
#NAME?
hauve nicht (Q113a Welten)
|
nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
30519 |
achterpand |
achterkant:
achterkant (Q098p Schimmert),
axtǝrkant (Q111p Klimmen),
axtǝrkantj (L318b Tungelroy),
axtǝrkānt (Q096a Borgharen, ...
Q096c Neerharen),
achterpand:
axtǝrpantj (L318b Tungelroy),
achterzijde:
axtǝrzi (Q111p Klimmen)
|
De langwerpige achterkant van het dak. [N F, 47b]
II-9
|
32642 |
achterploeg |
achterbalk:
āxtǝrbalǝk (P175p Gingelom),
achterhand:
axtǝrhanjtj (L331p Swalmen),
achterploeg:
axtǝr[ploeg] (L295p Baarlo, ...
Q019p Beek,
L429a Berg,
L215p Blitterswijck,
Q111p Klimmen,
L288p Nederweert,
L321p Neeritter,
L387p Posterholt,
Q098p Schimmert,
L270p Tegelen,
L268p Velden,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
ãxtǝr[ploeg] (L286p Hamont),
áxtǝr[ploeg] (Q002c Bokrijk, ...
P048p Halen,
K314p Kwaadmechelen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
P176p Sint-Truiden),
ātǝr[ploeg] (Q188p Kanne, ...
Q162p Tongeren),
ǭxtǝr[ploeg] (L291p Helden),
ɛ ̝xtǝr[ploeg] (L192b Aijen),
ɛxtǝr[ploeg] (L211p Leunen, ...
L159a Middelaar,
L163a Milsbeek,
L115p Mook,
L163p Ottersum,
L192a Siebengewald),
ɛ̄xtǝr[ploeg] (L244c America),
achterste ploeg:
ɛtǝštǝ plōx (Q204a Mechelen),
achterstel:
a.xtǝrštę.l (Q191p Cadier),
axtǝrstęl (L289a Hushoven, ...
Q187p Sint Pieter,
L318b Tungelroy),
achterstuk:
ātǝrštøk (Q211p Bocholtz),
boks:
boks (L322p Haelen),
gang:
ga.ŋk (Q009p Maasmechelen),
gangwerk:
ga.ŋkwɛ.rǝk (L312p Neerpelt),
het achterste (van de ploeg):
ǝt axtǝrstǝ (L314p Overpelt),
ǝt˱ ɛxtǝrstǝ (L429a Berg),
hinderstuk:
heŋǝrštøk (Q116p Simpelveld),
onderwerk:
oŋǝrwɛrǝk (L322p Haelen
[(wat zich onder de ploegboom bevindt)]
),
u ̞ŋǝrwɛrǝk (Q033p Oirsbeek),
ploeg:
[ploeg] (Q035p Brunssum, ...
P175p Gingelom,
L429p Guttecoven,
L246p Horst,
Q097p Ulestraten),
ploegstaart:
plōxstɛrt (L292p Heythuysen),
raam:
rām (L331b Boukoul, ...
L331p Swalmen),
rō˱m (Q194p Rijckholt),
staart:
stǝrt (L314p Overpelt),
štɛrt (L290p Panningen, ...
L270p Tegelen)
|
Het achterste deel van een rad- of karploeg, dat de ploegboom, het ploeglichaam en de staart omvat. [N 11, 31.II.1; N 11A, 100b]
I-1
|
31585 |
achterschijf |
achterschijf:
axtǝršīf (Q111p Klimmen, ...
L434p Limbricht,
L382p Montfort,
Q020p Sittard),
ātǝršī.f (Q204a Mechelen),
achterste ring:
ɛkǝštǝ reŋk (Q039p Hoensbroek),
achterstootschijf:
axtǝrstūtšęjf (Q095p Maastricht),
axtǝrštūǝtšīf (L270p Tegelen),
assenschijf:
asǝšīf (L295p Baarlo),
klinkschijf:
kleŋkšīf (Q117a Waubach),
knalschijf:
knalšīf (L294p Neer),
ring:
reŋ (L265p Meijel),
rējŋk (Q078p Wellen),
rēŋk (L429a Berg),
ręjŋk (P107a Rummen),
ręŋk (Q077p Hoeselt),
rondelle:
ronde̜l (Q096c Neerharen),
rõnde̜l (K353p Tessenderlo),
rǫn`de̜l (K358p Beringen),
rǫn`dɛl (L364p Meeuwen),
rǫnde̜l (P048p Halen, ...
K314p Kwaadmechelen,
P051p Lummen,
Q078p Wellen,
Q001p Zonhoven),
scheenplaat:
še̜npló̜t (Q093p Rosmeer),
schenkel:
šeŋkǝl (Q111p Klimmen),
šēŋkǝl (Q193p Gronsveld),
šęjŋkǝl (L416p Opglabbeek),
schijf:
šȳf (L318b Tungelroy),
šīf (Q019b Groot Genhout, ...
L330p Herten,
L377p Maasbracht,
Q197p Noorbeek,
Q033p Oirsbeek,
Q209p Teuven,
Q101p Valkenburg),
schijfschenkel:
šifšęjŋkǝl (Q009p Maasmechelen),
slagring:
slǭxre̜ŋk (Q176a Ketsingen),
šlāxreŋ (Q113p Heerlen),
slagschijf:
šlāxš ̇īf (Q119p Eygelshoven),
šlāxšīf (Q111p Klimmen, ...
Q204a Mechelen,
L386p Vlodrop),
sluitring:
slȳtreŋ (L416p Opglabbeek),
stootplaat:
stoǝtplǫwǝt (K278p Lommel),
stuǝtplāt (L269p Blerick, ...
L321p Neeritter,
L373p Roosteren,
L268p Velden),
stuǝtplǭt (K318p Berverlo),
stūtplāt (L422p Lanklaar, ...
L266p Sevenum,
L318b Tungelroy,
L289p Weert),
stōtplāt (L164p Gennep, ...
L165p Heijen,
L322a Nunhem),
štoǝtplāt (L429p Guttecoven, ...
Q022p Munstergeleen),
štwatplāt (Q019a Neerbeek, ...
Q097p Ulestraten),
štwǫtplāt (Q099q Rothem),
štōtplāt (Q018p Geulle, ...
L331p Swalmen),
štōǝtplāt (L426p Buchten),
stootring:
stutreŋ (L368b Waterloos),
stutre̜ŋk (Q071p Diepenbeek, ...
L372p Maaseik),
stuwǝtreŋk (K357p Paal),
stuǝ.tri.ŋk (L314p Overpelt),
stuǝtre.ŋk (L282p Achel),
stuǝtreŋk (L317p Bocholt, ...
L316p Kaulille),
stytreŋk (L360p Bree),
stȳǝtreŋk (L416p Opglabbeek),
stōǝtreŋ (L289p Weert),
stūǝtre̜ŋ (L369p Kinrooi),
stǫwtreŋk (P186p Gelinden, ...
P197p Heers),
štū̄ǝtreŋk (L290p Panningen),
štǭǝtreŋk (L325p Horn),
stootscheen:
stuǝtsxēn (Q002p Hasselt),
štoatšēn (Q098p Schimmert),
štuǝtšēn (Q113p Heerlen),
štǭǝtšēn (Q032a Puth),
stootschijf:
stōǝtšīf (L381p Echt, ...
L382p Montfort),
stūǝtšīf (L320c Haler),
štōtšīf (L383p Melick),
štūǝtšī.f (L270p Tegelen),
stutz-/stotsring:
štutsreŋk (Q211p Bocholtz)
|
Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen de naaf en de stootring van het asblok. De achterschijf verhindert dat er tijdens het rijden vet of smeer verloren gaat en vuil de naafbus kan binnendringen. Woordtypen met als tweede lid het woord -ring komen ook voor in het lemma ɛstootringɛ (WLD I.13).' [N G, 50a; N 17, 56; JG 1b, add.]
II-11
|